Marlies Honingh - De duurzame kracht van de democratie

Marlies Honingh laat in haar essay zien hoe de democratie ons houvast kan bieden wanneer we de energietransitie niet alleen zien als een technische, maar ook als een maatschappelijke en bestuurlijke transitie. Zij presenteert de metafoor van zeilen op stromend water om inzichtelijk te maken hoezeer we ten tijde van een transitie te maken hebben met onvoorspelbaarheid. Marlies bepleit de houvast die de democratie ons, als gezamenlijke betekenis gevende institutie, kan geven. Vanuit de gedeelde metakaders van de democratie kunnen spanningen en sturingsrelaties vormgegeven worden. Dit essay poogt aan te zetten tot een kritischer en fundamenteler denken over de rol en betekenis van de maatschappelijke democratie om collectieve uitdagingen in onze samenleving het hoofd te kunnen bieden.

Door: Dr. Marlies Honingh - Universitair hoofddocent bestuurskunde aan de Radboud Universiteit
Externe video: Marlies Honingh - De duurzame kracht van de democratie

Over de auteur


Marlies Honingh is universitair hoofddocent bestuurskunde aan de Radboud Universiteit en senior research fellow bij de NSOB. Sinds november 2023 is zij voorzitter van de Vereniging voor Bestuurskunde. Marlies studeerde pedagogische wetenschappen in Leiden en promoveerde op een proefschrift naar marktwerking in het middelbaar beroepsonderwijs aan de Universiteit van Amsterdam. Centraal in haar multidisciplinaire onderzoek staan vraagstukken over de maatschappelijke democratie, sturingsrelaties, sturingslogica’s en de relatie tussen burgers en de overheid.

Inleiding 


In dit essay laat ik zien dat de energietransitie niet alleen een technische, maar vooral ook een bestuurlijke en maatschappelijke transitie is. Aan de hand van de metafoor van zeilen op stromend water laat ik zien dat transities niet vooraf helder af te bakenen zijn. Het zijn aggregaties van verschillende en wisselende processen, ideeën, en actoren die niet vooraf vastgesteld kunnen worden. Er moet bij elke stap worden bijgesteld vanwege nieuwe verrassingen. Ik bepleit dat de houvast die we hebben ons gedeelde democratisch project is. Vanuit de gedeelde metakaders van onze democratie kunnen de sturingsrelaties tussen de wisselende betrokkenen keer op keer vormgegeven worden. Zo kunnen zij met elkaar, ondanks de continu wisselende omstandigheden, tot gedragen besluiten komen die niemand achterstellen. Op deze manier worden niet alleen de energietransitie maar ook de bestuurlijke en maatschappelijke transitie ons gedeelde democratisch project.

Waar staan we nu ? 


Op dit moment worden betrokkenen, bestuurders en burgers bijna dagelijks via websites, de krant of op het journaal geïnformeerd over vorderingen in de energietransitie zoals aantallen zonnepanelen, elektrische voertuigen en warmtepompen. Deze prestaties klinken als indicatoren van een proces dat meer en meer zijn beslag krijgt en op de rit lijkt te zijn gekomen. Sterker nog, langzaamaan zijn er positieve geluiden over het tempo dat we weten te maken in Nederland. Maar met deze vorderingen en het in toenemende mate zichtbaar worden van de energietransitie, zien we ook hoe verstrekkend de gevolgen van de energietransitie zijn in de leefomgeving en leefwereld van burgers. Heel concreet gaat het om de betekenis die het al dan niet kunnen beschikken en beslissen over het opwekken, opslaan en distribueren van energie heeft in de levens van burgers. Die bredere betekenis gaat voorbij de technische aspecten van de transitie en heeft betrekking op het sociale, maatschappelijke en democratische vlak. Het gaat dan vooral over bestaanszekerheid, in- en uitsluiting, autonomie over zelfopgewekte energie en het recht op een gezonde en veilige leefomgeving. Al deze termen zijn nauw verbonden aan sociale grondrechten en daarmee dus ook aan de verantwoordelijkheid die de overheid heeft om die rechten te borgen. Zo wordt duidelijk dat de transitie niet alleen pijn kan doen maar ook heel fundamentele vragen op kan roepen over sociale rechtvaardigheid, de rol van de overheid, de verhouding tussen centrale en decentrale werkwijzen, democratische besluitvorming, publiek-private belangen en de zeggenschap van burgers. Het is tijd om in te zien dat de grootste uitdaging op dit moment geen andere is dan de vraag welke demos (1) dienend is om te komen tot een rechtvaardige en eerlijke energietransitie. 

Het is al vaak gezegd; maar het herhalen meer dan waard. Stelsels en systemen zijn van nature gericht op stabiliteit, behoud en geleidelijke verbetering. In de omgang met vraagstukken zoals de energietransitie, is het daardoor gebruikelijk om, nadat de actoren in beeld zijn gebracht, te kijken naar taken, posities, mandaten, mogelijkheden en verantwoordingsrichtingen van de betrokken actoren. Dit perspectief verraadt een manier van denken in termen van voorspelbare spelregels, mechanismen, processen en structuren, die doorgaans een rem vormen op het komen tot een wezenlijke verandering. Of beter gezegd; een transitie. Een transitie is een wezenlijke verandering en dat betekent dat er een nieuw samenspel zal ontstaan als aggregatie van verschillende en wisselende processen, ideeën en actoren. De route en uitkomsten kunnen van te voren niet vastgesteld worden. Bovendien zal voortdurende bijstelling nodig zijn omdat nieuwe fasen opnieuw voor verrassingen en onvoorspelbaarheid zullen zorgen. Kort en goed; het is een samenspel waarvan de uitkomsten maar ook de regels, actoren en doorloop niet op voorhand vastliggen en juist daarom worden we uitgedaagd om voorbij mechanische, beheersbare en voorspelbare beelden en werkwijzen te komen.

Van het binnen- naar het buitenwater 


Op zoek naar een bruikbare metafoor die ons kan scherpen, denk ik aan zeilen op stromend water. Dat is wezenlijk anders dan zeilen op een meer waarbij je om koers te houden een molen, kerktoren, melkfabriek of bomenrij kunt kiezen. Op stromend water heeft zelfs een vuurtoren als stip op de horizon maar beperkt waarde, omdat het samenspel van de elementen van invloed is op de koers. Op stromend water, ervaar je dat sturen dynamisch is. Oftewel, afhankelijk van een organisch samenspel. Wat bedoel ik daarmee? 

Eenmaal door de sluis op stromend water, zoals bijvoorbeeld op het Wad, is niet alleen de wind relevant. Het getij, en dan heb ik het allereerst over de stroming, voegt een wezenlijk andere dynamiek toe. Het maakt om te beginnen nogal uit of je slechts één of drie knopen mee of tegen hebt. In feite ontstaat er door de stroming een nieuw samenspel.

De stroming gaat niet alleen over snelheid, tegenkracht of opzij gezet worden. Die stroming verandert de waterdiepte die weer van invloed is op de snelheid die het schip kan maken. Belangrijker nog, de waterdiepte heeft invloed op de begaanbaarheid van de op voorhand geplande route. Een wantij, het meest ondiepe stuk tussen twee zeestromen, kan afhankelijk van de diepgang van het schip, maar een beperkt aantal minuten in een getij gepasseerd worden en bovendien wijzigt de stroomrichting bij het passeren van een wantij.

In essentie, zoveel is duidelijk, gaat het hier om een samenspel tussen natuurlijke elementen, waarnemingen, menselijk afwegingen, handelingen, regels en technische mogelijkheden. Hoe verhouden de windrichting, windsterkte, stroming, waterdiepte en vaarsnelheid zich tot elkaar en hoe werken zij op elkaar in? In de planning van een route en gedurende de reis is het zaak dit samenspel te doorgronden, te lezen en daarnaar te handelen. Daarnaast gaat het voor de kapitein om eigenschappen en het gedrag van het schip, weten en zien wat de bemanning weet, kan en doet. Zodat het, eenmaal onderweg, mogelijk is de zeilvoering optimaal af te stemmen en waar nodig weer bij te sturen vanwege een windschifting, rare golfjes, een toenemende wind, een overtrekkende bui, een bericht op de marifoon of een onverwacht passerende veerboot.

Kortom: zodra het water stroomt, en dat is het geval in tijden van een transitie, kunnen we niet zeilen zoals we dat op het binnenwater geleerd hebben. Er zijn onzekerheden bijgekomen en ons instrumentarium, zoals peilingen in een rechte lijn naar een stip op de wal, zijn niet meer afdoende. We moeten het doen met onze kennis en ervaring in een steeds veranderend samenspel van tal van factoren.

De meervoudige stip op de horizon 


Als onze stip op de wal is: ‘Het komen tot een rechtvaardige, eerlijke, decentrale, betaalbare, duurzame energievoorziening’, hoe bereiken we die stip dan als we niet kunnen peilen in een rechte lijn? Welke elementen en actoren zullen bewegelijk blijken, elkaar beïnvloeden of zelfs onverwacht opkomen? Hoe vergroten we de kans dat we de stip bereiken? 

Nog meer dan voor de kapitein van een zeilschip op stromend water geldt dat in de energietransitie onzeker is welke elementen een rol van betekenis gaan spelen. Sterker nog, er is op voorhand geen eenduidige maar een meervoudige stip op de horizon. De inhoud van de stip maakt dat we ook te maken hebben met een bestuurlijke en maatschappelijke transitie. Onderkenning van het feit dat we te maken hebben met meerdere transities is nodig om expliciet te maken dat juist het verkennen van wat de stip behelst een cruciaal onderdeel is van de complexe uitdagingen waar we ons voor gesteld zien. In concrete taal betekent dit dat energie opwekken, opslaan en distribueren niet alleen iets van technici is. Energie heeft een veel bredere betekenis in de samenleving en werkt op tal van manieren door in de leefwereld en leefomgeving van burgers. Het gaat bijvoorbeeld ook over mee kunnen doen in de samenleving, de kwaliteit van de eigen leefomgeving, mobiel zijn, mee kunnen doen met ontwikkelingen en daarmee gaat het samengevat over de ervaren kwaliteit van leven en het in- en uitsluiten van mensen. Maar waar hebben we het dan eigenlijk over en wie hebben hier een rol in te spelen? 

Hier is de term ‘sociological imagination’ van Mills (1959) een sleutelbegrip. Deze term is gericht op het verbinden van maatschappelijke ontwikkelingen, krachten en veranderingen met de concrete sociale realiteit in de levens van burgers. In de ogen van Mills is het noodzakelijk om de geleefde context van burgers daadwerkelijk te begrijpen om maatschappelijke vraagstukken te kunnen duiden, voordat het mogelijk is daar samen mee aan de slag te kunnen gaan. Om inhoud en betekenis te geven aan ‘sociological imagination’ is het als wetenschapper en beleidsmaker van belang om voorbij eigen opvattingen en beelden te komen. Mills (1959) laat zien dat alleen al in het duiden of formuleren van een probleem, tal van impliciete verwachtingen en beelden besloten liggen. Juist daarom is het volgens Mills noodzakelijk voor beleidsmakers en wetenschappers om concrete beelden te verzamelen voorafgaand aan de duiding van geaggregeerde data over de levensomstandigheden en levensstandaard van burgers (2). Waar voor de één de hoge gasprijs van de afgelopen winters een reden was om over te gaan op een warmtepomp, nieuwe kozijnen aan te schaffen, of niet alle kamers meer warm te stoken, aten anderen uitsluitend magnetronmaaltijden of fast food, douchten zij eenmaal in de week of sliepen zij met een jas aan omdat het onbetaalbaar was om de verwarming aan te doen. Deze voorbeelden laten zien dat de omgang met een hoge gasprijs, subsidies en energiebeleid voor heel verschillende uitdagingen, reacties en ketens van handelingen kunnen zorgen. Het is juist daarom nodig om verschillende contexten te kennen en te weten hoe die gepercipieerd worden door de betrokkenen zelf. 

Dit is nodig om bestaande beelden open te breken en te voorkomen dat beleidskeuzen leiden tot het onbewust of ongewenst bestendigen van de status quo (SCP, 2023). Het doorbreken van beelden lukt vaak maar heel beperkt omdat het moeilijk is buiten eigen beelden te denken en omdat het niet eenvoudig is de daadwerkelijke betekenis van een situatie te doorgronden. Een sprekend voorbeeld van het toevoegen van beelden werd bijvoorbeeld gedaan in de Transform Hackathon. Samen met voorlopers uit de energiewereld en daarbuiten werden bestaande gedachtenpatronen doorbroken, nieuwe perspectieven aangeboden en vooral nieuwe samenwerkingen vormgegeven. 

Het onderkennen van het feit dat we naast een energietransitie ook te maken hebben met een maatschappelijke en bestuurlijke transitie, betekent heel concreet dat er heel andere vragen op tafel komen te liggen. Want wat is een rechtvaardige energievoorziening? Wat verstaan we onder betaalbaar? En voor wie moet het betaalbaar zijn (3)? Gaat het om betaalbaarheid in het heden of in de toekomst? Alleen door vragen als deze daadwerkelijk te bespreken en op tafel te leggen is het mogelijk om de complexiteit van de vragen te doorzien, te doordenken, te erkennen dat er pijn is, te expliciteren dat het om politieke keuzen gaat, dat het soms nodig is om tot een compromis te komen en waar mogelijk onwenselijke gevolgen te voorkomen. 

Wanneer er, om een voorbeeld te noemen, gedacht moet worden over een nieuwe wijze van energieopslag op wijkniveau, dan is het ook nodig verschillende wijken en bewoners te kennen en het ruimtegebruik niet alleen in meters, maar ook in sociologische zin te kennen. In wijken die ruim opgezet zijn, waar kinderen op tal van plekken kunnen spelen is de druk op dat ene veldje kleiner dan in een wijk waar op dat ene veldje honden uitgelaten worden, kinderen spelen en in de zomer gezamenlijk gegeten wordt. Het gaat er met andere woorden om dat de personen om wie het gaat geen stille toehoorders worden, maar dat hun leefwereld gekend wordt en dat zij in staat zijn om zelf hun ervaringen en zienswijzen te articuleren. Dit ideaalbeeld van een dialoog roept de vraag op naar houdingen en werkwijzen die hierbij ondersteunend zijn. Welke instrumenten, vaardigheden, typen gespreksvoering en conflicthantering helpen om gesprekken mogelijk te maken? Om bestaande gedachtepatronen te doorbreken en om de rechten van de betrokkenen te kunnen borgen?

Van sturing naar sturingsrelaties 


Ghorashi et al., 2023 beschrijven treffend, zij het op een ander beleidsterrein, dat juist bij bottom-up initiatieven van burgers en in het contact tussen burgers en formele instanties ongemak ontstaat vanwege een gebrek aan responsiviteit. In situaties als deze betekent responsiviteit (Selznick, 1992) dat publieke organisaties de inbreng van alle relevante belanghebbenden moeten ontsluiten. Op het terrein van de energietransitie zijn er vergelijkbare ervaringen met moeizame responsiviteit in reactie op energiecoöperaties. Van beleidsmakers mag volgens Selznick verwacht worden dat zij open staan voor deze inbreng. In meer abstracte bewoording gaat het dan om een verbinding tussen wat Habermas (1987) het systeem (institutionele structuren) en de leefwereld (alledaags ervaringsdomein) noemt. Duidelijk is daarmee dat er een ongelijkheid is in de bekendheid van perspectieven maar ook in de organisatiegraad van alle mogelijke betrokkenen. Hoe komen burgerberaden en collectieven (4) aan tafel en hoe is het mogelijk om op voet van gelijkwaardigheid te luisteren en elkaar te begrijpen? 

Om vervolgens vanuit meerdere zienswijzen en perspectieven te kunnen spreken over de betekenis van een rechtvaardige en eerlijke energietransitie, is het begrip ‘tussenruimte’ helpend. Tussenruimte, wil eigenlijk zoveel zeggen als een denkbeeldig afgebakende lege ruimte, om te kunnen vertragen en onbevooroordeeld te kunnen luisteren (5). Onbevooroordeeld luisteren vraagt om het uitstellen van een oordeel en om vanuit werkelijke nieuwsgierigheid kennis te nemen van het perspectief van de ander. De filosofen Levinas (1961) en Buber (1923) nodigen hiertoe uit en zetten aan om niet vanuit de ik-positie te vertrekken in een gesprek. Omdat die ik-positie vaak juist belemmerend werkt om daadwerkelijk in contact te kunnen komen. Dit geldt zeker wanneer er sprake is van een superioriteitsgevoel vanuit de doelen van de eigen organisatie en een negatief beeld over de anderen (Van den Bos, 2023 p.132). In participatietrajecten en bij burgerfora zien we ook vaak dat er vooroordelen zijn over het kennisniveau van burgers of van maatschappelijke organisaties. Gesteld wordt dan bijvoorbeeld dat burgers niet voorbij hun eigen particuliere zorgen en belangen kunnen denken en dat zij daarom geen toegevoegde waarde hebben in complexe vraagstukken. Vastgezette beelden als deze maken dat er distantie is in plaats van verbinding. Terwijl verbinding nodig is om routines te kunnen doorbreken en ruimte te maken voor dialoog, nieuwe beelden en ontwikkelingen. De zoektocht naar ontwikkelruimte is heel voelbaar en merkbaar in de energietransitie. In de verschillende regio’s spelen uiteenlopende vragen en telkens gaat het om de vraag waar ruimte is om tot een volgende stap te komen, rekening houdend met natuurlijke bronnen, de aard van de omgeving, eerdere stappen in de transitie, technische mogelijkheden en variaties in betrokkenheid van maatschappelijke organisaties, bedrijven, lokale overheden en burgercollectieven. 

De crux is hier om te komen tot een gesprek dat gevoerd kan worden in termen van dynamiek en ontwikkeling. Simpelweg omdat de kans daarmee groter is dat er ruimte ontstaat om in gezamenlijkheid te verkennen welke mogelijkheden er zijn in alle onvoorspelbaarheid en meervoudigheid. Op deze manier kijkend, lijken begrippen als sturing en regie steeds verder weg en wordt duidelijk dat het om te beginnen gaat over relaties, interacties, daadwerkelijk luisteren, verbinden en vinden van ontwikkelruimte. Liever dan over sturing en regie, spreek ik dan ook over sturingsrelaties omdat in relaties de potentie besloten ligt tot dynamiek en adaptief vermogen en beiden lijken me, denkend aan het stromende water, juist in een transitie onmisbaar. 

Op meerdere momenten zal niet duidelijk zijn of de optimale koers gevaren wordt. Toch is het samen vinden en benutten van de ontwikkelruimte cruciaal om verder te komen. Deze wijze van werken klinkt wellicht vrijblijvend en exploratief. Voor lokale en landelijke overheden en rekenkamers is de omgang met transities om die reden een grote uitdaging wanneer er in termen van regie, verantwoording en voorspelbaarheid gedacht wordt. Duidelijk is tot nog toe in de energietransitie dat er zoveel onzekerheden zijn dat er geleerd zal en kan worden en dat de ontwikkeling zelf ook van grote waarde is. Leren tijdens en van transities is geen bijvangst maar een essentieel onderdeel van de transitie zelf. In het volgende deel laat ik dat zien door de transitie te plaatsen in onze democratische samenleving en waarom de democratie de nodige houvast kan bieden.

Houvast op metaniveau 


De werkwijzen en onbevooroordeelde houding in gesprekken die naar voren komen uit begrippen als tussenruimte en ontwikkelruimte zijn heel behulpzaam. Het is echter realistisch om de vraag te stellen wat de waarde is van deze manier van denken en spreken in een maatschappelijk uitdagend en beladen vraagstuk als de transitie naar duurzame energie. Er is al lang geen sprake meer van een frisse nieuwe start. We zijn op weg en er zijn er al heel wat gevestigde ik-posities, aannamen, teleurstellingen en belangen. Sterker nog, we hebben concreet te maken met ruimteclaims, grondstoffenbeschikbaarheid, zelforganisatie, en rechtszaken. Kortom, het vraagstuk is verre van neutraal en er is maatschappelijke spanningen rond de energietransitie waar we allemaal mee te maken hebben. Het is niet lastig om beelden voor ogen te halen van vastgeketende demonstranten op de A12, fietsers op Schiphol, bootjes bij olieplatforms ten noorden van Schiermonnikoog en dichterbij huis spandoeken tegen windturbines. Op basis van deze concretisering van spanningen wordt het denken over rechtvaardigheid al snel verder op scherp gezet.

We hebben in alle onvoorspelbaarheid op metaniveau een kader nodig dat we erkennen en respecteren om verder te kunnen komen. Het is wat mij betreft in de term ‘democratie’ waar houvast te vinden is. Vanuit een bestuurs-sociologisch perspectief is ‘de democratie’ niets anders dan ons gelaagde permanente gezamenlijke project van het organiseren van de samenleving. Daarmee is de democratie ons betekenis gevende institutie om de waarden van rechtvaardigheid en rechtsgelijkheid keer op keer vorm te kunnen geven (vgl. In ’t Veld, 2021). De woorden ‘keer op keer’, laten zien dat de democratie met recht een institutie is die we steeds samen vormgeven door ons aan meta-kaders en waarden te houden. Het de wisselwerking tussen vaste uitgangspunten en nieuwe uitdagingen waardoor het mogelijk is een omgang te vinden met die nieuwe uitdagingen. Daarmee wordt zichtbaar dat de democratie niet statisch is maar juist (geleidelijke) ontwikkeling mogelijk maakt. De democratie is zelf zogezegd ook een ‘moving target’ (Markoff, 2011).

Wellicht klinkt dit te chaotisch en alsof werkelijk alles vloeibaar is geworden. Een soort Anything goes! Die gedachte moet met klem weerlegd worden. Voor het concept democratie bestaan tal van uiteenlopende definities die verschillende accenten leggen. Soms wordt het accent gelegd op het electorale aspect van de democratie, dan weer op het participatieve aspect, het maatschappelijke of het liberale aspect. De accenten en toevoegingen in deze definitie verbloemen soms waar het in de kern om te doen is in de democratie. Redenerend vanuit de afzonderlijke criteria die opgenomen zijn in tal van definities van ‘democratie’, is vast te stellen dat er twee kernwaarden voortdurend overeind blijven: besluitvorming waarbij iedereen in principe een gelijke stem heeft (rule by the people) en de rechtsstaat (rule of law). Besluitvorming door het volk en de rechtstaat om vrij te kunnen zijn van machtsdwang, kunnen niet zonder elkaar. Of zoals Hirsch Ballin (2017) zegt: “Democratie en rechtsstaat zijn niet los verkrijgbaar. Het gaat in feite om een symbiotische relatie”. Dit klinkt logisch, maar dit inzicht is niet algemeen erkend en krijgt soms ook weinig aandacht. Het belang van dit inzicht wordt duidelijk wanneer we de volgende vragen stellen: Hoe kunnen mensen hun stem laten horen zoals bijvoorbeeld tijdens verkiezingen, in burgerfora, burgercollectieven en energiecoöperaties wanneer er geen vrijheid van meningsuiting zou zijn? Hoe zou pluralisme mogelijk zijn zonder vrijheid van vereniging en zonder beperkingen te formuleren voor de uitvoerende macht? Wanneer alleen het belang van de meerderheid zou spelen, dreigen al snel uitsluiting of zelfs onderwerping van degenen die het meerderheidstandpunt niet delen. Wanneer geldt dat de winnaar alle macht krijgt, ontstaat al snel een risicovolle situatie omdat de beschikking en vooral de concentratie van macht, eenvoudig een heel aantal vrijheden van anderen kan vernietigen. Hoe organiseren we de juiste checks and balances? Opdat concentraties van macht tegengegaan worden en burgers in hun grondrechten en sociale rechten beschermd worden?

Het is niet moeilijk om voorgaande spanningen voelbaar te maken in de context van de energietransitie en zeker niet in het geval van schaarse ruimte zoals in gesprek over het plaatsen van een opslagcentrale, windmolens of hoogspanningsstations. Welke stemmen horen we, welke stemmen zijn goed hoorbaar of zelfs oververtegenwoordigd en welke stemmen zijn stil? Versterken we bestaande patronen van macht, invloed, welbevinden en komen kansrijken en kansarmen in toenemende mate tegenover elkaar te staan?

Met deze uitwerking wordt direct duidelijk dat de symbiotisch geduide relatie tussen besluitvorming door het volk en de democratische rechtsstaat in theorie maar zeker ook in de praktijk niet simpel of spanningsvrij is. Want wat is het optimale samenspel in de omgang met burgers die een minderheidsstandpunt hebben en meerderheidsbesluitvorming? Welke bescherming, is passend voor degenen die een minderheidsstandpunt innemen? Wie houdt daar zicht op? Welke rechten zijn in het geding? Zijn er (groepen) burgers die in hun vrijheid beknot worden? Welke beelden en beeldvorming zien we en welke rol spelen media hier in?

In theorie is het eenvoudig om te bedenken dat ieder van ons zo nu en dan zal ervaren dat persoonlijke zienswijzen en beelden niet overeenkomen met die van de meerderheid of met de zienswijzen van degene die aan de macht zijn. Ook is het goed invoelbaar dat de impact die een beslissing heeft sterk kan verschillen van burger tot burger. Denk maar eens aan de verschillende manieren waarop burgers kunnen reageren op een wijziging in het bestemmingsplan, het verkleinen van een vaargebied of het plaatsen van een windmolen in de directe omgeving. Ook is het zo dat burgers, en dat geldt ook voor maatschappelijke organisatie, verschillende gewichten toekennen aan vraagstukken. Voor de ene zaak gaan burgers de straat op terwijl andere onderwerpen het nieuws niet eens halen. In hoeverre is bijvoorbeeld bekend op welke wijze het mogelijk is dat burgers zelf opgewekte energie delen met anderen? Technisch is het mogelijk, maar hebben burgers de volledige vrijheid om dit te doen? Welke eisen formuleren private actoren en in hoeverre beknotten die door private partijen opgestelde regels de autonomie (lees: vrijheid) van burgers? Verandert een private partij hier de verhouding van een burger tot het recht en tot de moraal? Wordt de voorgestelde wet voldoende in de groep gegooid (6)?

Met andere woorden: de praktijk - dat zien we in de energietransitie - is veelkleuriger, dynamischer en uitdagender dan de theorie. Het zijn de veelkleurigheid in de praktijk en de spanningen die ontstaan die ons dwingen om democratische uitgangspunten te expliciteren in het hier en nu en daadwerkelijk vorm te geven. De democratie faciliteert niet alleen de energietransitie maar maakt zelf ook een transitie door omdat in het huidige tijdsgewricht het vormgeven van de waarden van rechtvaardigheid en rechtsgelijkheid onverwachte nieuwe vragen en uitdagingen met zich mee brengt.

Een passende demos? 


Op welke wijze moet de demos (7) in vraagstukken over de energietransitie vorm krijgen om houvast te kunnen bieden? Het opnieuw stellen van deze vraag is essentieel en uiterst complex. Maar eerst nog even dit; denken over een passende demos gaat dus niet over de bestaande electorale lokale, provinciale en landelijke representatieve democratische organen. Het is hier dus opnieuw de vraag over welke demos we het eigenlijk hebben als we denkend vanuit ons betekenis gevende institutie streven naar een rechtvaardige eerlijke decentrale betaalbare, duurzame energievoorziening. 

De betekenis die energie heeft in de levens van burgers is alles behalve abstract. Burgers maken op velerlei manieren gebruik van energiebronnen. Het gaat concreet over verwarmen, verzorgen, gezondheid, mobiliteit, kwaliteit van de leefomgeving, leefbaarheid en bestaanszekerheid. De vraag naar rechtvaardigheid is dan ook direct vervlochten met de positie en kansen van burgers in de samenleving. Waar begint en eindigt de demos als tal van vragen vervlochten zijn (vgl. Sovacool et al., 2021)? Is het mogelijk om deze vraag theoretisch te beantwoorden en de gelaagdheid te ontrafelen om stap voor stap verder te komen? 

Misschien komen we niet verder dan de opmerking dat het een begin is om keer op keer de vraag te stellen naar de ideale demos. Welke vraag ligt op tafel? Hebben we te maken met vaststaande beelden? Is er een bias? Waar kunnen we systeemgrenzen trekken als we organisch en dynamisch denken en rekeninghouden met de sociale realiteit en leefwerelden van betrokkenen (sociological imagination)? Welke stap kunnen we met deze demos zetten wanneer we gebruik maken van de wisselwerking tussen vaste uitgangspunten en nieuwe uitkomsten? 

Stap voor stap, vraag voor vraag kan er dan op deze manier gewerkt worden. Iedere keer is het de vraag hoe die demos er dan uit moet zien bij Europese, landelijke en regionale vraagstukken of zelfs wanneer het gaat om wijk- of buurtniveau. Welke vragen spelen er en hoe kan er invulling gegeven worden aan de onderliggende waarden van rechtvaardigheid en rechtsgelijkheid? Dat betekent dat de demos niet statisch is omdat de systeemgrenzen en de relevante actoren voor het nemen van een beslissing ook kunnen wijzigen. De vaste structuur is steeds wie moeten er een gelijke stem hebben, wie zijn daarmee stemgerechtigd en hoe voorkomen we machtsmisbruik (ontnemen van vrijheid van de anderen om zich te uiten). 

Het cynische is dat niet iedereen even veel belang heeft bij het op gang brengen van deze gesprekken over de juiste demos. Het is niet ondenkbeeldig dat een landelijke sterke speler of private partij er niets in ziet om deze transitie regionaal aan te vliegen, terwijl een maatschappelijke of een milieuorganisatie daar juist alle redenen voor heeft, denkend vanuit een specifiek natuurgebied of maatschappelijke uitdaging. Om deze macht te breken is het nodig om te benadrukken dat het uiting geven aan de kernwaarden van rechtvaardigheid en rechtsgelijkheid onze gemeenschappelijk taak zijn, als we tenminste willen blijven geloven en denken vanuit de democratie als betekenis gevende institutie. 

Degene die benadrukken dat we haast moeten maken met de energietransitie omdat de kwaliteit van leven op onze planeet onder druk staat, begrijp ik in hun zorgen. In dit essay benadruk ik dat er juist rond de energietransitie ook andere maatschappelijke en sociale spanningen zijn die ontwrichtend kunnen werken. Het benoemen van die spanning en aangaan van die spanningen als onderdeel van onze democratie, lijkt me geen second best. Het voorkomen van verdere escalatie van sociale onrust en reduceren van existentiële onzekerheid zijn tegen die achtergrond meer dan de moeite waard. 

Alleen door uiting te geven aan de waarden van rechtvaardigheid en rechtsgelijkheid wordt de democratie gedragen en bevestigd, zij het al dan niet in een aangepaste en doorontwikkelde vorm. Daarin ligt de duurzame kracht van de democratie.

Nog eenmaal naar het Wad 


Het samenspel dat we inmiddels in beeld hebben gebracht laat zien dat het over meer gaat dan dat ene schip dat koers probeert te houden op het stromende water. Dat schip bevindt zich tussen meerdere schepen die elkaars koers, snelheid en eigenschappen moeten inschatten om problemen te voorkomen. Daar helpen gedeelde regels en kennis van die regels bij. 

Toch is het hebben van regels niet genoeg en is er directe communicatie ter plaatse nodig. Dat kan tussen de schepen op het water zijn, maar ook met of via de Brandaris. Daarom zijn er momenten waarop alle schepen verplicht zijn de marifoon uit te luisteren voor relevante aanwijzingen en informatie. Want alleen met actuele informatie is het mogelijk daadwerkelijk uitvoering te geven aan bestaande regels zoals; pleziervaart heeft rekening te houden met veerdiensten en beroepsvaart. Zij gaan hoe dan ook voor. Maar zonder te weten welke zijde van de vaargeul door de veerdienst gehouden gaat worden, is het lastig anticiperen vanuit je plezierbootje. 

Deze schets van regels en een veelheid aan verschillende schepen op het water is relevant om ons te realiseren dat de basis van het vormgeven van samenleven gestold is in democratische waarden. Die waarden berusten bij uitstek op het idee dat we als mensen van elkaar verschillen, verschillende wereldbeelden hebben en er steeds met elkaar uit moeten komen zonder geweld te gebruiken. 

Het ligt voor de hand dat we inmiddels door de tijd heen geleerd hebben om met ongemak en onvoorspelbaarheid om te gaan in de transities die we door de tijd heen meemaken. Dit blijkt maar zeer beperkt het geval. Het is dan ook opvallend dat in literatuur over sturen, besturen en ook over democratie weinig te vinden is over menselijke ervaringen als strijd, pijn, verlies, complexiteit en onvoorspelbaarheid. Terwijl het met elkaar doorleven van deze ervaringen de democratie juist duurzaam maakt en wellicht zelfs wind in de zeilen geeft.

Voetnoten


  1. Demos wordt soms heel direct vertaald als ‘het volk’ of degene met stemrecht. Hier gaat het om het bepalen van degene die een stem dienen te hebben ten aanzien van een specifieke vraag om tot een rechtvaardige, gedragen en legitieme beslissing te kunnen komen.
  2. Vergelijk ook het boek ‘the end of average’ van Todd Rose om inzicht te krijgen in de vertekening van geaggregeerde data en het werk van James Scott “Seeing like a state” over het belang van lokale kennis en “Two cheers for anarchism” over depolitiseren en democratie, of het boek ‘Armoede uitgelegd aan mensen met geld’ van Tim ‘s Jongers. Waarin duidelijk wordt op hoeveel manier armoede van invloed is op kwaliteit van leven, kansen en hoe armoede doorwerkt in volgende generaties.
  3. In 2022 heeft NP RES een onderzoek laten uitvoeren om inzicht te krijgen in de voorkeuren van inwoners voor het realiseren van meer schone energie. Populytics heeft dit onderzoek in 2024 herhaald en verdiept op het thema netcongestie.
  4. Voorbeeld waar het gelukt is om aan tafel te komen zijn burgerberaden Foodvalley, Gelderland, Brabant.
  5. Hier verwijzen we naar het woord tussenruimte. In literatuur over het voeren van een dialoog bestaan meerder instrumenten en technieken om dezelfde doelen te bereiken. In literatuur over mediation is hier veel over geschreven en daar gaat het vooral om te voorkomen dat partijen zich positioneren, denken vanuit belangen en structuren en zich daarmee onverzettelijk tonen.
  6.  Onder invloed van privatisering van overheidstaken neemt in zekere zin de staatsmacht van bedrijven toe en is het de vraag of we hiermee de verhoudingen in de rechtstaat eveneens veranderen.
  7. We definiëren demos als de stemgerechtigden. Hier gaat het om het bepalen van degene die een stem dienen te hebben ten aanzien van een specifieke vraag om tot een rechtvaardige, gedragen en legitieme beslissing te kunnen komen.

Referenties


  • Bos, Van den, K. (2023). Elkaar eerlijk behandelen. Wantrouwen polarisatie en complotdenken voor zijn. Den Haag: Boom juridisch. 
  • Buber, M. (1923). Ich und du. Utrecht: Erven J. Bijleveld. 
  • Ghorashi, H., Boersma, K., & Azarhoosh, F. (2023). Tussen-denken en inclusief besturen rond armoede. In T. Overmans, M. Honingh, & M. Noordegraaf (Red.), Maatschappelijke bestuurskunde: Hoe verbindende bestuurskundigen (kunnen) inspelen op maatschappelijke vraagstukken (pp. 97-112). Boom bestuurskunde. 
  • Hirsch Ballin, E. (2017). Waakzaam burgerschap; vertrouwen in de democratie en rechtsstaat herwinnen. Amsterdam: Querido Facto. 
  • In ’t Veld, R. (2021). Kennisdemocratie; in het oog van de orkaan. Den Haag: Boombestuurskunde. 
  • Levinas (1961). Totaliteit en oneindigheid. 
  • Markoff, J. (2011). A Moving Target: Democracy. European Journal of Sociology, 52(2), 239–276. 
  • Mills, C. W. (1959). The Sociological imagination. Oxford university press. 
  • Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). (2022). Mensbeelden bij beleid: Bewust worden, bespreken en bijstellen. 
  • Selznick, P. (1992). The moral commonwealth: Social theory and the promise of community. Berkeley: University of California Press. 
  • Sovacool, B.K., Hess, D.J. and R. Cantoni (2021)Energy transitions from the cradle to the grave: A meta-theoretical framework integrating responsible innovation, social practices, and energy justice. Energy Research and Social Science, 75