Guido Rijnja - Het gelijk van de eigenmakers

In het essay ‘Het gelijk van de eigenmakers. Wie helpt van een ikje een wij te maken?’ schetst Guido Rijnja hoe overheden en bedrijven inwoners en ondernemers kunnen helpen om door te pakken van eigen maken naar gemeenschappelijk maken, en waarom dat zo belangrijk is in de energietransitie.

Door: Dr. Guido Rijnja, adviseur communicatiebeleid Rijksvoorlichtingsdienst
Externe video:

Over de auteur


Guido Rijnja is adviseur communicatiebeleid bij de Rijksvoorlichtingsdienst en werkte eerder bij diverse gemeenten en ministeries. Hij promoveerde op een proefschrift over ambtelijke omgang met tegenspel en publiceerde onder meer over dilemmalogica, waarderend communiceren (met Els van der Pool) en erkenning

Inleiding


‘Verdraaid’, mompelt de wethouder. Na haar gloedvolle betoog valt de reactie uit de zaal rauw op het dak. Ze heeft op de informatieavond energietransitie net uiteengezet waarom bovenlandse investeringen nodig zijn. Zoals windturbines en zonnepanelen. Was het in het Noorden des lands niet ondergronds jammerlijk misgegaan? Moesten we niet met z’n allen het been bijtrekken om fossiele brandstoffen af te bouwen? En stel je voor dat hier straks geen ambulances meer op tijd kunnen rijden! Dan staat één van de inwoners op. Hij zegt: ‘Dat begrijp ik wel mevrouw, maar het wordt er toch niet mooier op, op deze manier?’ Een andere inwoner staat op en begint over schade voor vogels. ‘En insecten!’ roept een ander. In de stilte welt vanbinnen even bestuurlijke boosheid op. Dan buitelen de kwartjes. Deze mensen zijn hier niet gekomen voor ‘energie’ of ‘transitie’. Ze zijn geraakt door iets anders: trots op hun gebied, passie voor het landschap en verwarring over drijfveren en beweegredenen van hun overheid. Wat gebeurt hier allemaal? Ze zoekt naar de goede vraag en zegt dan: ‘wat hebben jullie - nee; wij - nodig?’

Dit essay gaat over gemeenschappelijk maken. Dit is de letterlijke vertaling van het begrip communiceren (1), dat staat voor alle mogelijke manieren om tot een gedeelde kijk op de zaak te komen. Daaraan zijn vele begrippen verwant – zoals consensus, draagvlak, afstemming – met een gedeelde vraag: hoe maak je van een ikje een wij? Want gemeenschappelijk maken begint met eigen maken. Niks mis met de eerste blik op de vakantiefoto’s: hoe sta je er zelf op? Zo gaat het op alle mogelijke terreinen. Zoals de wethouder ook ondervond tijdens de informatieavond. Voordat het kon gaan over de collectieve opgave van de energietransitie of de plaatsing van een windmolen, was er iets anders, eigens aan de orde. In dit voorval publieke zorgen over de kwaliteit van de leefomgeving. 

De beschreven ervaring staat niet op zichzelf. Overal in het land dient een verwante opgave zich aan: hoe sluiten we aan op gevoelens, die zich vaak letterlijk uiteenlopend aandien? We: want in plaats van een lokale bestuurder had in de zaal ook een gedeputeerde kunnen staan, een netbeheerder, of een projectontwikkelaar. Dit essay is geschreven uit fascinatie voor de manieren waarop het al lukt om bij maatschappelijke opgaven zoals transities voor het klimaat aan te sluiten en elkaar te verstaan. Of niet. Doel van deze verkenning is aanwijzingen verzamelen om die aansluiting te versterken. Met als vertrekpunt wat mensen beweegt, in het besef dat wat voor de relatie tussen burgers en overheden geldt, zich ook voordoet bij relaties tussen overheden en bedrijven. Hoe koppel je het eigene en het algemene? Want dat was wat bij het voorval gebeurde. Het gezelschap bleek in feite op zoek. Naar ruimte voor onderzoek. 

Dit essay bestaat uit drie delen. Om te beginnen krijgt de probleemstelling aandacht. Wat maakt de relatie tussen eigen belang en algemeen belang zo relevant, in het bijzonder voor wie werk maakt van de energietransitie? Twee: hoe werkt dat eigen maken? Ten derde komt de respons aan de orde, hoe ontstaat ‘wij’? Wat bewijst in de praktijk dat het lukt om in te spelen op de drijvende krachten achter het eigen maken en wat hebben bestuurders, ambtenaren, burgers en ondernemers daarvoor in huis? En welke sleutelrol vervullen de media hierbij; die stellen zich van oudsher immers kritisch op bij het signaleren en duiden van alles wat met macht te maken heeft. Naast de vrije massamedia vragen de media van de massa (ook bekend als sociale media) steeds meer aandacht bij het vinden van aanknopingspunten voor een uitnodigende aanpak.

Probleemstelling: gemeenschappelijk maken begint met eigen maken


Aan dit essay ligt een veronderstelling ten grondslag: individuele mensen zijn altijd op zoek naar een groter verband. Voorvallen zoals op de genoemde informatieavond bevestigen de aanwezigheid van een basale welwillendheid, die als een voedingsbodem fungeert. Burgers staan er in principe voor open dat overheid opstaat en gezaghebbend schaarse waarden toedeelt (2). Onderzoeken naar het publieke humeur laten zien dat mensen niet zozeer tegen de overheid zijn, maar vooral de wijze van bejegening betwijfelen en in het bijzonder de tijdigheid, openheid en oprechtheid (3). Ook uit de pedagogiek is bekend hoe kinderen zich op het gezag van ouders en leerkrachten beroepen zodra ongemak zich aandient: als iets groter is dan mijzelf, sta ik open voor iets dat groter is dan mijzelf (4). Uit studies over identiteit en samenwerking blijkt dat we voortdurend heen en weer pendelen tussen autonomie en verbinding: iets in ons roept om bescherming van wat je hebt en ook is er een roep om het nieuwe op te zoeken. Die pendelende of weifelende staat maakt dat we wel kunnen ervaren, maar nog niet beschouwen. Wie of wat helpt verbanden te leggen en relaties aan te gaan (5)? 

De basale bereidwilligheid is al met al een broze terugvaloptie en blijkt in de praktijk ook nog eens ongehoord teleur te stellen, getuige ingrijpende gebeurtenissen zoals bij de aardbevingen in Groningen en de toeslagenaffaire. Teleurstelling heeft altijd met een verwachting te maken (6). Dat ligt treffend besloten in de definitie dat vertrouwen staat voor ‘de bereidheid om het risico te nemen dat iemand je in de steek laat, in de verwachting dat-ie het niet zal doen’ (7). In deze omschrijving wordt de transactiekostentheorie benut, die duidelijk maakt dat je pas diensten kunt overdragen (‘control’) als je een afspraak hebt (‘contract’). En: geen afspraak zonder ‘contact’, oftewel het vermogen om aan te sluiten op wat een individu voor het goede houdt. Hoe slechter het contact, hoe hoger de kosten voor contract en zo verder, zegt deze economische kijk op de zaak (8). 

Alles begint dus bij contact en het vermogen om je te kunnen verbinden: eigen maken wat op je afkomt. Van kinds af aan zijn we eigenmakers, met de moeder als eerste houvast. Ieder milieu begint bij jezelf. Neem een uitdrukking als ‘what’s in it for me’: door de eeuwen heen zijn steeds weer vindplaatsen aan te wijzen voor opleving van de zorg om het eigen ik. Volgens de beroemde ‘behoefteleer’ (9) komt het allemaal neer op de drang naar veiligheid. Eerst komt het dak boven je hoofd, dan het eten, en daarna de moraal. Moraal is een gedeelde opvatting van het goede, die ook gelijkgetrokken wordt met het begrip cultuur. En hiermee komt de stap van eigen maken naar gemeenschappelijk maken in beeld, waarop ook in coronatijd werd gehint met de slogan ‘Alleen samen krijgen we corona onder controle’.

Uit alle mogelijke hoeken rapporteren filosofen en sociale wetenschappers dat we bij onze primaire gerichtheid op het eigene snakken naar anderen. Dit worden ook wel ‘bronbelangen’ genoemd: onvervreemdbare drijfveren die geen mens ontbeert (10). Primair wordt iedereen eerst gedreven door nieuwsgierigheid (bronbelang één) en zwenkt vervolgens als een zoeklicht onze omgeving af. Op zoek naar nabijheid en vertrouwdheid: bronbelangen numero twee en drie. We zijn er heel basaal en intrinsiek op gericht om wat zich aandient eigen te maken. Maar het gaat niet vanzelf. Je moet er wel wat voor doen. Eigen maken heeft niet alleen te maken met jezelf willen zien, maar het begint daar wel mee. Van nature zoeken we verbinding en van culture kan dit worden versterkt. Er wordt van ons Hollanders namelijk wel gezegd dat de angst om door golven te worden verslonden, heeft aangezet tot overleggen over waterbeheer én tot het veroveren van de zeeën. Want angst draagt nu eenmaal altijd de contramal van een behoefte in zich. Beschermen en veroveren: Cornelis Lely en Maarten Tromp zijn twee kanten van een medaille (11). 

De vraag is hoe mensen bij het eigen maken de stap maken van het eigen, private domein naar de maatschappelijke arena. Hoe schakelen we van de primaire emotionele modus naar een situatie, waarin we dingen kunnen bevatten, plaatsen, lokaliseren - en dat wat we al doende eigen maken verder kunnen brengen? Waarmee we van eigen maken kunnen komen tot gemeenschappelijk maken. Het gaat dus om meer dan toe-eigenen of een materiele transactie. Eigen maken gaat niet over persoonlijk bezit, maar het vermogen om te delen. Gemeenschap bestaat bij de gratie van deelbaar eigenaarschap. Het gaat bij de kosten hiervan niet zo zeer om een transactie als wel om interactie, dat wat zich tussen mensen ontspint. Het is daarmee alleszins relevant om te zien hoe een ikje een wij wordt, en hoe we daar professioneel op kunnen inspelen bij publieke opgaven, zoals bij de energietransitie. 

De drang naar eigen maken doet zich niet alleen in een persoonlijke situatie voor. Hetzelfde laken een pak voor de lokale bestuurder die aansluiting zoekt bij wat een provincie of nationale overheid voor ogen heeft. In hoeverre is er daar ruimte om met jouw basale welwillendheid en nieuwsgierigheid door te pakken naar – kan het zijn mét – wie nabij is en vertrouwd? En wat kun je doen als de interactiebalans een schrale aanblik biedt en op een formele transactie uitdraait? Dat is niet ondenkbeeldig, als we de herstelbetalingen in de sfeer van de kinderopvangtoeslagen en de aardbevingen in het Noorden van het land voor ogen nemen… Positief geformuleerd: tijdige aandacht voor eigen maken kan sociale, psychologische en economische kosten besparen. Regionale aanpakken staan of vallen bij de mate waarin het eigene van het gebied wordt onderkend en benut. De hoofdrolspelers van regionale strategieën op het vlak van energie, wonen en economie kennen elkaar al voordat het plan ontstaat om samen te werken, ook wel getypeerd met het begrip ‘weefsel’: iets ongrijpbaars en onmiskenbaars eigens met een collectieve potentie (12).

Wat eigenmakers beweegt. Over drijfveren


Wat is eigen maken dan en hoe ontstaat en gedijt het? Aan de hand van vijf werkende mechanismen volgen hierna inzichten over dominante patronen. Met een vette kanttekening, voor de goede orde: menselijke houdingen en gedragingen laten zich niet vatten in strak omlijnde bewoordingen. Het gaat hier vooral om het duiden van werkende mechanismen, die kunnen helpen om aangrijpingspunten te vinden voor kansrijke koppelingen tussen het eigene en het gemeenschappelijke. In de dagelijkse praktijk blijkt steeds weer hoe uit verwondering en verrassing iets tussen mensen kan ontstaan - en verder gebracht. De patronen van drijfveren zijn hier samengebracht aan de hand van vijf begrippen (A) erkenning, (B) rechtvaardigheid, (C) interesse, (D) voorstellingsvermogen en (E) meerstemmigheid.

A. Erkenning: zie je me staan? 


Begint alles met erkenning? Zodra zich welke verstoring van de status quo dan ook aan ons voordoet, romen we subiet nieuwsgierig onze omgeving af, op zoek naar wie of wat nabij en vertrouwd is. Erkenning staat voor drie vormen van steun: liefde, respect en solidariteit (13). Dat zijn grote woorden, waarbij liefde hint op een intense en primaire menselijke drang om gezien te worden: je mag er zijn. Respect duidt vervolgens op het verlangen om te worden benaderd in de rol die je vervult, dan wel helderheid over de positie die spelers in een interactie innemen: jouw rol wordt gezien. Solidariteit verwijst naar de ervaring om te worden gezien als deel van een buurt, dorp, beroepsgroep of andere gemeenschap: je hoort erbij. Met inachtneming van deze gelaagdheid blijkt erkenning vooral een ervaring te zijn, iets dat je letterlijk aan den lijve ondervindt. De betekenis van het lichamelijke is ook bekend uit de leer over emoties (14): die beginnen stuk voor stuk eerst in je lijf, waarvan ook uitdrukkingen getuigen als ‘dat voelt niet goed’ en ‘pukkeltjes krijg ik er van’. Of het veelzeggende: ‘daar kan ik met mijn hoofd niet bij’. Want als iemand ergens met het hoofd niet bij kan, heeft argumenteren weinig zin; kijk eerst hoe je op gevoelsniveau aansluit. Erkenning hangt dus nauw samen met herkenning van wie waarop een beroep bij je doet. In één stad brengen meerdere dorpen of kernen uiteenlopende ervaringen van liefde, respect en solidariteit met zich mee. Ervaringen met herindelingen maken duidelijk hoe het gebruik van namen van de bestaande kern of het nieuwe geheel inwoners kunnen binden of juist uiteendrijven. 

Het woord ‘contact’ verwijst letterlijk naar het tactiele en daarmee naar een fysieke oriëntatie. Het is te vertalen als ‘meevoelen’. Neem de inwoner op de informatieavond: maar het wordt er toch niet mooier op, op deze manier”. Je ziet hoe iemand een gevoel tot uiting brengt en welhaast in één adem verwijst naar de rol als inwoner (en dus respect) en de impact op de gemeenschap (en dus solidariteit). Maar ook de gewaarwording van de wethouder laat deze betekenisgeving zien. Wat bij dit doorleven van de erkenning of het contact een sturende rol speelt, is het onbewuste karakter waarmee die toets van erkenning verloopt. Eerst gaat ons irrationele systeem ‘aan’ en pas in tweede instantie komt het rationele systeem eraan te pas (15). De verwerking van het emotionele is nodig om een redenering toe te laten. Het is dus van grote betekenis te weten wie of wat helpt om dat onbewuste op te merken en aan te spreken. Bij interbestuurlijke betrekkingen doet de combinatie zich ook voor. En je weet: alles boven een tweegesprek draagt misverstanden in zich.

B. Rechtvaardigheid: deugt dit? 


Respect staat te boek als een waarde, ook wel getypeerd als wat we voor het goede houden (16). Bij waarden draait het om de drijfveren die je aanspreekt om iets als goed of fout te betitelen. Voordat het hoofd eraan te pas komt zijn eerst het hart en de buik aan bod: voor de logos (‘klopt dit?’) vragen het pathos (‘spreekt het aan?’) en de ethos (‘deugt dit?’) aandacht (17). Hier verdiept zich de ervaring van erkenning in de praktijk: wat raakt een vragende overheid, netbeheerder of andere partij in mij? De gewaarwording laat dus een spectrum zien van of iets klopt naar of het aanspreekt en per saldo deugt, en dus ook: van inhoud, naar vorm naar persoon. Uiteindelijk geeft de deugbaarheid van de boodschapper de doorslag. 

Vele(r) ogen zijn – overwegend onbewust - gericht op de ervaring van rechtvaardigheid: is dit wat zich ontvouwt c.q. bent u als ontvouwer billijk, fair? Inzichten over de waardering van uitspraken van de rechtspraak en het openbaar bestuur maken duidelijk, dat voor betrokken burgers en ondernemers primair de waargenomen procedurele rechtvaardigheid het verschil maakt. Ruim driekwart van die waardering betreft niet de uitkomst (ook wel distributieve rechtvaardigheid genoemd), maar de mate waarin je ervaart dat je gezien en gehoord bent (18). Of je uiteindelijk die boete krijgt, of die windturbine en of het rijk bijvoorbeeld een vergoeding biedt voor plaatsen van laadpalen in jouw gemeente, blijkt van een lagere orde te zijn dan de ervaren tijdigheid, openheid en eerlijkheid van de bejegening. En dus telt primair de mate waarin je gehoor ervaart voor wat er voor jou toe doet en voor de mensen die jij van waarde acht en die mogelijk met jou ver-ont-waardigd zijn. Naast erkenning voedt rechtvaardigheid de eerdergenoemde basale welwillendheid: hoe sterker die humuslaag is, hoe lager de overdrachtskosten en dus benodigde inspanningen voor een verandering. Als variant op de eerdergenoemde transactiekosten kun je dus ook interactiekosten beïnvloeden door de momenten en manieren van contact. Evenals voor erkenning en vertrouwen geldt dat je niets hebt aan mooie woorden zolang je niet kunt waarnemen dat je ertoe doet, er mag zijn en wordt aangesproken. In het verlengde van het vorige punt: focus niet op argumenten en inhoud als waarden top of mind zijn.

C. Interesse: zie jíj me staan? 


Ervaar ik erkenning én billijkheid, dan is de kans groter dat ik bij de zoektocht naar nabijheid en vertrouwdheid mijn weg vindt en naast persoonlijk respect ook in een ruimere kring een observatie, afweging of keuzes verder kan brengen. De manier waarop we die stappen zetten, rusten op een oeroude traditie: verhalen vertellen. Bijbel, Koran, Thora en andere grote boeken zijn geschreven in tijden waarin orale overdracht de boventoon voerde. Maar bij het toenemende vermogen om te lezen zijn verhalen allesbehalve verdwenen: het zijn dé dragers gebleven van moeilijke keuzes en sociale dilemma’s zoals de omgang met schaarste grond en geld, verstoring van de orde en waarderen avant la lettre: hoe passen we waarden toe in de praktijk. We willen in gesprek gaan over dat wat schuurt. ‘Is it possible to write a good story with little or no conflict?’ vroeg de toneelschrijver en politiek activist Bernard Shaw zich ooit hardop af (19). Ook dat biedt houvast, als we aangrijpingspunten zoeken voor het stappen van ik naar wij bij publieke opgaven (20). Het is kansrijker om over problemen (of: opgaven) te schrijven en te vertellen, dan over oplossingen. We lusten er wel pap van, met het gerucht in een glansrol: de snelst vertelde verhalen staan nooit op papier, maar doen ondertussen razendsnel de ronde. Negatief herinnert nu eenmaal beter, zoals we ook meer bevreesd zijn om iets te verliezen dan iets te winnen, ook wel bekend als verliesaversie (21). 

Inter(hominem)esse staat letterlijk voor: tussen de mensen staan (22). We zijn als mensen – op zoek naar het nabije en het vertrouwde – ontvankelijk voor anderen die ons niet toespreken, maar aanspreken, en die helpen om een geraaktheid te delen. ‘Wees van aanraakbaarheid rijk’ luidt de tweede regel van Luceberts beroemde gedicht, na ‘Alles van waarde is weerloos’. We zoeken en ervaren ruimte, en wat voor onszelf geldt, gaat ook op voor anderen die zich aanbieden: als je er niet tussen staat, sta je er gauw naast. Wie zijn jouw bondgenoten, de anderen die je helpen om woorden en beelden te vangen - en door te vertellen? En dus is de vraag relevant: ben je als professional bij een departement, gemeente of bij een netbeheerder of andere dienstverlener nabij, in de waarneming van de mensen die er bij een opgave toe doen? Hoe deel je in het ongemak? Begeleiders van samenwerking en intervisiesessies kennen de afweging om bij vraagstukken te kiezen voor het onderzoeken van de persoonlijke opgave van een deelnemer óf het systeem, de groep aan te spreken (23). Steeds weer kan de vraag van een individu worden verstaan als een persoonlijke vorm van eigen maken en als opmaat naar het verruimen van het discours en de betekenis van onderlinge relaties. De mate waarin we ervaren dat we gezien en gesnapt worden, werkt als een toegangspas: kan ik door?

D. Voorstellingsvermogen: hoe zal ik het zeggen? 


Zodra zich lastige opgaven aan ons voordoen – zoals een appèl op ons energiegedrag als een belasting kan worden ervaren – proberen we dat te bevatten, eerst persoonlijk en zo snel als dat kan met anderen die ertoe doen. Uit het voorgaande komt onder meer naar voren dat we daarbij moeten schakelen van een onbewuste en primair emotionele modus naar een meer cognitieve insteek, waarin (tussen)ruimte kan ontstaan voor redenering en reflectie. Hierin schuilt het verschil tussen reactie en respons: de eerste en de tweede modus waarmee we ergens betekenis aan geven (24). Bij een respons weten we ergens een naam aan te geven en doen we vaak een beroep op beelden zoals een metafoor, en zetten we daarmee een toon. Zo kan een in professionele kring geaccepteerd begrip als ‘energie-transitie’ als dood voor de pot vallen, zodra en zolang mensen met de beoordeling ‘mooi/niet mooi’ of de impact voor lokale flora een fauna in hun hoofd zitten. 

Bij polarisatie is bekend dat zich bij tegenstellingen vaak razendsnel wij-zij-denken aandient. Denk aan klimaatdrammers versus klimaatontkenners, haast maken versus tijd nemen om betrokkenheid te verwerven en ook dieperliggende controverses tussen elite (die de ombouw kan financieren) versus volk (dat weer eens het onderspit delft). Deze natuurlijke ‘gedachteconstructies’ manifesteren zich als uitersten (25). Tussen de uitgesproken schreeuwers op de flanken worstelt driekwart van het publiek minder luidruchtig met wat zij voor het goede houden. Zij weten zich vaak niet gezien en worden ook wel als het ‘stille midden’ aangemerkt; bij Deep Democracy wordt gesproken van ‘zachte stemmen’ (26). 

De stille worstelaar die niet gezien of gehoord wordt, ervaart vaak druk om kleur te bekennen: ben je nou voor of tegen de windturbine? Een deel van hen zoekt buiten beeld, ondergronds gehoor, ook wel de Zwijgspiraal genoemd, wat ook wel de steun verklaart van populisten die complexe opgaven in simpele keuzes voorstellen (27). En pas op, leren ervaringen met polarisaties: ga als gezagsdrager bij een scheiding der geesten niet te snel als ‘bruggenbouwer’ boven de partijen staan, want dan geef je voor je het weet vooral brandstof aan de toch al manifeste flanken. Wie evenwel in het midden gaat staan, en woorden helpt geven aan de worsteling en de hang naar een passend verhaal, kan vaak helpen om het ongemak te verdragen. In de praktijk blijken bij uitstek bondgenoten: voorgangers, leraren, trainers, buurtvaders, maar soms ook de bedrijfsleider van een supermarkt of de organisator van de braderie. Johan Remkes moet dat hebben aangevoeld, toen hij werd aangezocht als ‘bemiddellaar’ bij de toenemende problemen op het vlak van landbouw en stikstof. Hij koos voor het begrip ‘onafhankelijk gespreksleider’. Hij begroette bij besprekingen de deelnemers aan het begin van iedere bijeenkomst met een handdruk en gaf in woord en daad aan hun zorgen te begrijpen en het onderzoek naar denkbare opties te willen ondersteunen. ‘De voorstelling van zaken in het eindrapport onder de veelzeggende titel ‘Wat wel kan’ wordt wel gezien als een toonbeeld van appreciative inquiry of waarderend organiseren; help mensen hun gedroomde toekomsten in het licht van hedendaagse opgaven onder ogen te zien (28). Er ontstond een nieuwe kijk op de zaak. 

De oude Grieken gebruikten het begrip ‘elenchus’ voor het kunnen weerleggen van wat verward of complex opkomt naar nieuwe vormen van redenering (29). Deze eerste hulp bij ordening raakt de kern van het begrip dialoog, dat letterlijk staat voor door-hebben of ‘de rede die door het gesprek stroomt’ (30). Vanuit verwarring een dilemma verdragen en verder dragen, ga d’r maar aan staan. ‘Bildung’ wordt de vorming van het voorstellingsvermogen ook wel eens genoemd, waardoor mensen elkaar in gemeenschappen kunnen meenemen bij wat zich in alle grilligheid aandient (31). De Belastingdienst komt de eer toe van baanbrekend werk op dit vlak. Door hardop te zeggen ‘Leuker kunnen we het niet maken. Wel makkelijker.’ koppelde de dienst de snak naar erkenning van een gelaakte opgave aan de basale bereidheid tot het voldoen aan een burgerplicht (want dat werd ruim onderkend, zo bleek uit onderzoek) en een relevant perspectief (we zorgen dat u er zo snel mogelijk vanaf komt). Met de Vooringevulde Aangifte als een passende en pakkende bewijsvoering. Boter bij de vis. Het voorbeeld illustreert hoe de overheid zowel kan teleurstellen als dienstbaar kan zijn met een passende en eerlijke voorstelling van zaken.

E. Meerstemmigheid: mag verschil er wezen?


‘Verslaafd aan ons eigen gelijk’ heet een boekje, waarin prikkelend naar voren komt hoe op allerlei plekken ‘meerstemmigheid’ aandacht vraagt (32). De mogelijkheden om individueel te informeren en mobiliseren via allerhande vrije, eigen en sociale media dragen het gevaar mee dat we vooral bij onszelf bevestiging vinden. Uitdrukkingen als ‘Ik heb je toch in de cc gezet?’ en ‘Dat hebben we toch helder via de nieuwsbrief gecommuniceerd?’ hebben meer met communicatio (meedelen) dan met communicare (gemeenschappelijk maken) (33). Het draait meer om je blik dan om de techniek, zo maken experts duidelijk op basis van ervaringen met samenwerkingsvraagstukken en groepsprocessen: het is essentieel dat je bij uiteenlopende opvattingen vooral uitnodigt om de perspectieven op tafel te leggen: wat zeggen we eigenlijk tegen elkaar (34). En vooral: wat wordt er niet gezegd, maar doet er ondertussen ‘vanzelfzwijgend’ toe (35)? Mensen kunnen het met elkaar eens worden en gemeenschappen vormen en tegelijk afstand van elkaar houden. Voor een energiecoöperatie bundelen dan een groep inwoners de krachten, die voor religie, sport of onderwijs elkaar kunnen missen als kiespijn. 

‘Verschil mag er wezen’, heet het in goed Nederlands. Waar ooit zuilen zorgden voor vereniging rond gedeelde beginselen en mensen als ‘doelgroep’ konden worden ‘getarget’, verbinden mensen zich vandaag anders en vooral kortstondiger en rond concrete opgaven. Soms kun je niet verlangen dat mensen zomaar voor de ene waarde (klimaatdoelen halen) of de andere (draagvlak organiseren) kiezen, maar het dilemma aanvoelen helpt voorkomen dat meervoudigheid in polarisatie of een conflict uitmondt (36). Overheidsbeleid wordt dan ook minder ‘uitleggen’ (argumenteren, kernboodschappen) en meer ‘aansluiten’ (luisteren, faciliteren). 

We hebben het hier over de kracht van de rotonde. Anders dan het kruispunt met stoplichten waar de overheid uitmaakt wat goed is, zoeken bij de rotonde de deelnemers het samen maar uit (met één regel: wie op de rotonde rijdt heeft voorrang). De verkeerskundige die de omslag bedacht, zag de sleutel van het eigen maken: welbegrepen eigenbelang voedt het algemeen belang. Letselschadeadvocaten vinden het naar verluidt maar niets: het aantal schades neemt drastisch af. Ondertussen zijn we in deze tussenruimte in staat om van een ikje een wij te maken: individuele stromen worden van een nieuwe – tijdelijke - bedding voorzien. Deze basale geneigdheid wordt ook wel ‘co-oriëntatie’ genoemd (37): als mensen het eens zijn over de manier van communiceren, is de uitkomst gelegitimeerd. Het is dan ook betekenisvol dat we in gemeenschappen steeds weer in staat zijn tot het verstaan van meervoudige stemmen en ‘overlappende consensus’ (38). Ook al is-ie voortdurend betwijfeld, de behoefte aan gedeelde spelregels is onvervreemdbaar aanwezig. De publieke versies beginnen niet met ‘ik’, maar steeds met ‘wij’, zoals de Amerikaanse grondwet (‘We the people…’) laat zien en ook onze eigen Grondwet in herinnering brengt: het eerste woord in het document dat ons moreel erfgoed schraagt is: ‘Allen’ (39). Eigen maken zoekt altijd gemeenschappelijk maken.

Wat heb je nodig? Troeven in de tussenruimte


Uit de schets van de werkende mechanismen lichten meerdere aangrijpingspunten op om van het spreekwoordelijke ikje een wij te maken. De praktijk daagt uit om lokale en regionale vindingrijkheid te beschrijven: hoe nemen inwoners, ondernemers, overheden en andere maatschappelijke partners verantwoordelijkheid om op die onmiskenbare drang naar eigenmaken in te spelen? Dat gebeurt hierna aan de hand van vijf troeven: Start met ‘van wie’, Verplaats je, Vragen maakt vrij, Zoek de weerstand op en Moresprudentie. Evenals voor de beschrijving van de drijfveren in het vorige hoofdstuk geldt dat deze professionele troeven vooral bedoeld zijn als een opmaat, ter verdere versterking en aanvulling.

Start met ‘van wie’: maak het eigen 

In de afgelopen jaren is bij planning de vraag dominant geweest: voor wie is dit (beleid, voorziening, wet, etc.) bedoeld. Het begrip ‘doelgroep’ is hiermee verwant, als typering van mensen en organisaties die ‘als een categorie’ een regel, voorziening, subsidie of andere transactie worden geacht te kennen of na te volgen. Eigen aan deze benaming en benadering is dat mensen in een rol als consument, afnemer worden geplaatst. Dit staat haaks op de drijfveren die voor eigen maken in deze verkenning de revue passeren. Interacties winnen aan betekenis als je begint met de vraag van wie een opgave is. Op zo’n moment krijgt de ander een rol als producent, die eerder aanneemt dan afneemt. Wat hier mogelijk een talig toneelstukje lijkt, raakt de kern van veel misverstanden tussen aanbieders en vragers. 

Vaak wordt gewezen op New Public Management als boosdoener; een feit is dat veel ontwerp-, beheers- en planningsdenken duidt op een overschatting van eigen transacties en een onderschatting van gedeelde interacties. Aan de basis van iedere gemeenschappelijke actie staat de bereidheid om iets eigen te maken en die ‘eigenschap’ verder te brengen. De vraag is wie dat tevoorschijn luistert of in positie helpt te brengen. Regionale energiestrategieën krijgen in het hele land op uiteenlopende manieren gestalte, omdat de manieren waarop problemen aan het licht komen en opgaven worden gedeeld verschillen. Steeds weer zijn er mensen die in staat zijn om het eigene te verstaan.

De gemeente Rotterdam stelde een Verhalenvanger aan om behoeften in de wijken te peilen en mensen met elkaar te verbinden (40). Sulaiman is een vluchteling die ooit als journalist in Syrië werkte. Tussen de schappen in de supermarkt, op een bankje in de supermarkt of bij een verkeerslicht ontstaan gesprekken, waarin opgaven en oplossingsrichtingen worden uitgewisseld. Zijn presentie helpt vooral om onderstromen te expliciteren: wat is er echt gaande. De gemeente trekt niet de stad in om burgers en ondernemers af te tappen zodra het bestuur daar klaar voor is, maar is op momenten en manieren die er voor de mensen toe doen aanspreekbaar. Dat heeft betekenis voor niet alleen de verticale communicatie tussen overheid en burgers, maar vooral horizontaal: hoe kunnen inwoners en winkeliers vooral elkáár aanspreken. Presentie on the spot doet hier z’n werk. Er zijn vele andere manieren om spelers en issues aan het begin van een aanpak te inventariseren en ook tijdens de rit vast te houden. Organisaties gaan ook over tot invoering van een ‘impactparagraaf’ om de aandacht voor eigenaarschap en de ‘van wie’-vraag te borgen.

Verplaats je: welke rol doet ertoe? 

Als een appèl op je wordt gedaan is niet altijd ‘willen’ de spelbreker, maar ‘kunnen’, #hoedan. Wat voor individuele burgers geldt, gaat ook op voor professionals zodra gevraagd wordt ‘om je rol te pakken’: weten is nog geen doen (41). Zeker als je er ‘met je hoofd niet bij kan’. Het appèl wint aan kracht als kan worden aangesloten op verlangens, voorkeuren en onderliggende issues. Vaak is dat niet direct gericht op inhoud, maar op zaken als: hoe breng ik dit verder in mijn achterban? Of: hoe raakt dit voorstel aan mijn portemonnee en de gevoelens die ik heb over betaalbaarheid in deze wijk in deze tijd? Wie zich kan verplaatsen in de rol van de ander, benut wat ook wel het ‘gunmarkt’-principe wordt genoemd: potentiële belanghebbenden zijn bereid de vragende partij te volgen. 

Dit kan ook betrekking hebben op de rollen onderling in een gezelschap of gemeenschap: verplaatsing in de positie van anderen kan het verschil maken tussen blijven hangen in de eigen wereld en het maken van verbinding met andere, mogelijk gedeelde vragen over ruimte, en dus ook begrenzingen in tijd, geld of gebruik van de openbare ruimte. De opkomst en soms ook ondergang van lokale collectieven van bewoners en ondernemers laten zien dat de verplaatsingskunde geholpen wordt door besturen die zien hoe een veel voorkomend vraagstuk als eenzijdige samenstelling van een werkgroep kan worden getackeld door ontbrekende kwaliteiten tijdelijk in te zetten. Dat kan juridische of financiële expertise betreffen en ook tijdelijke leentjebuur bij een ander samenwerkingsverband dat voor dezelfde opgaven staat.

Toen vijftien geleden elektrisch rijden op gang kwam, vond het ministerie van EZK dat de markt laadpalen moest oppakken. De markt was daar niet rijp voor. Het ministerie van EZK verzocht gemeenten de taak op zich te nemen. Dat pakten de kapitaalkrachtige grote gemeenten (G4) gretig op; zij waren goed in staat de pakweg tienduizend euro per paal op te hoesten. Voor de kleinere gemeenten – zo maakten de G40 bekend - had een dergelijk bedrag een andere impact: kiezen tussen renovatie van het zwembad of een laadpaal. Het leidde tot een initiatief bij deze gemeenten om met steun van de VNG nieuwe mogelijkheden te ontwikkelen. Waaronder een ‘uitnodigingskader’. Er zijn meer voorbeelden in het land waarin zo’n combinatie van uitnodiging en kaderstelling inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties wist te verbinden. Het mobieltjesverbod op scholen maakte begin 2024 duidelijk dat bij een passend beroep op rollen formele wetgeving achterwege kan blijven. Het ministerie maakte uit gesprekken met onderwijsgevenden, ouders, leerlingen een gedeelde rolopvatting op: hoe ban je smartphones uit de klas? Vooral praktische zaken vroegen aandacht om van weten naar doen te komen, zoals: waar berg je ze tijdens de lesuren veilig op? Het leidde in plaats van een langdurig wetgevingstraject naar een ‘dringend advies’. Een belangrijke succesfactor blijkt steeds weer te zijn of het lukt om partijen zich in elkaar te laten verplaatsen: wat hebben partijen nodig om tot gedeelde randvoorwaarden, varianten, scenario’s en beslissingen te komen, inclusief het beleggen van verantwoordelijkheden? (42)

Vragen maakt vrij: hoe gaat het met je? 

Qua professionele troef oogt de uitnodiging om vragen te stellen als een open deur. Dat is het misschien ook, maar dan wel een hele mooie, zoals onder meer de bevrijdende werking laat zien van de vraag ‘Wat heb je nodig?’ bij de aanpak die bekend staat als Deep Democracy en als oogmerk heeft om niet gehoorde stemmen de vloer te geven. Bij alles wat we ons eigen proberen te maken, rijpen vragen vanwege de beschreven hang naar nieuwsgierigheid, nabijheid en vertrouwdheid. Professionals winnen aan betekenis als ze kunnen helpen om vragen op te roepen, ook wel eens benoemd als de kwaliteit van ‘opluisteren’. Uit analyses van de verwerking van boodschappen is bekend dat drie vragen bij ontvangers van boodschappen dominant zijn: (1) waarom moet ik dit weten? (2) kan ik het volgen? en (3) wat moet ik hiermee? (43). 

Het vaak onbewuste en sluimerende karakter van vragen doet ertoe: door de manier van vragen stellen kunnen we mensen uitnodigen en onderliggende waarden en verlangens helpen expliciteren. Maken inwoners zich zorgen over de gevolgen van verduurzaming voor insecten? Kom maar op. Iedereen beschikt als het ware over een ‘vraagspier’, oftewel een eigen repertoire aan manieren om uit te nodigen om van wal te steken. En dus beschikken we over het vermogen om niet alleen te helpen jezelf uit te spreken, maar ook om elkaar aan te spreken. Waarbij technieken van vragen stellen helpen. Zo nodigen ‘open vragen’ (die met woorden als ‘hoe’ of ‘wat’ beginnen) eerder uit tot een gesprek dan gesloten vragen (die beginnen met een werkwoord). Bij gesprekken over complexe opgaven helpt het als de vraagsteller in staat is om eerst ‘naar beneden’ te vragen (= concretiseren, probleem verkennen) en dan ‘naar boven’ (= abstraheren, op zoek naar oplossingen). In de voetnoten zijn enkele bronnen voor het stellen van vragen samengebracht (44).

Tijdens een bewonersbijeenkomst bleven bij de (gesloten) vraag: ‘Hebben jullie een warmtepomp?’ reacties uit, terwijl de vraag ‘Hoe denkt u over investeren in warmtepompen?’ de nodige twijfels en suggesties op tafel bracht. Het gesprek kwam van louter waterpompen op de andere bronnen voor het opwekken van energie. Met als voordeel dat mensen niet alleen met de uitnodigende overheidsorganisatie (‘verticaal’) maar ook met elkaar in gesprek gingen (‘horizontaal’). Waarden als verantwoordelijkheid kwamen op tafel, opvattingen over burgerschap en ook uiteenlopende kritiek. Toen iemand opmerkte dat de warmtepomp wel duur zou zijn, vroeg de gespreksleider ‘naar beneden’ door: welke prijs had de bewoner in gedachten? Wat was een redelijke prijs? Om vervolgens ‘naar boven’ vragend te verkennen welke factoren van invloed zijn op de prijs, waaronder subsidies en mogelijkheden van collectieve aanschaf en beheer. En in de ontstane ruimte kwamen ook andere onderwerpen aan bod.

Zoek de weerstand op: betreed de common ground 

Een kenmerk van complexe opgaven is dat oorzaak en gevolg minder makkelijk gekoppeld kunnen worden en het niet eenvoudig is om uiteen te rafelen wat en wie ertoe doet en in welke volgorde aandacht verdient. Niet analyseren, maar on the spot waarnemen en uitproberen is dan eerder de opgave: zie wat zich ontspint en baseer daarop verdere respons (45). Bij een voorgenomen overgang naar warmtenetten dient zich onvermijdelijk weerstand aan, dat wil zeggen dat de verstoorde status quo verdedigingslinies oproept. Het is veelal vermeende weerstand, wel te verstaan, want vaak gaat onder de kritiek die zich in eerste aanleg aandient een verlangen schuil: wie ergens tegen is, is ook ergens voor (46). Over betaalbaarheid of over het aanzien van de stad of wijk bijvoorbeeld. En vaker nog iets wat niets met de inhoud van de voorgenomen interventie te maken heeft, maar met het tempo en de begrijpelijkheid of duidelijkheid. Eerste hulp bij ordening van complexe opgaven start bij het ruimte geven aan het ongemak. Wie daarvoor ‘tussenruimte’ kan organiseren, schept ‘common ground’: niet voor instemming met de mogelijke transitie, maar voor het verkennen van wat scheidt en wat bindt. Daarmee dien je de vaak onbekende ‘stille meerderheid’, die op zoek is naar woorden en beelden voor dilemma’s en voor het ongemak dat de opgaven met zich meebrengen. Naast presentie ter plekke en de kunst van het vragen is dan ritme een belangrijke troef: kun je herkenbare momenten helpen organiseren voor publiekscontact, zowel in de vorm van bijeenkomsten als 1-op-1 mogelijkheden voor dialoog. En hoe ben je in staat om het gesprek over zowel inhoudelijke opgaven (‘wat’) als processen (‘wanneer en hoe?’) te laten gaan. Public design en Dilemmalogica zijn methoden die deze aanpak helpen verder te brengen (47).

Stap voor stap nemen gemeente, inwoners, netbeheerders en ondernemers elkaar de maat bij de besluitvorming over de energietransitie op Ameland. Gaandeweg ontdekken ze hoe langs twee lijnen beleid wordt opgetrokken: De ene is de lijn van onderzoeken, steeds oproepen van vragen, zoals: wat is mogelijk met geothermie of wat met zeewater en wat zijn risico’s? De tweede lijn is antwoorden geven en consequenties in beeld brengen. Zelf aan de slag gaan en meegaan in beslissingen is het pandoer van alle partijen. ‘In dit proces zit iets van ‘we moeten allemaal aan de bak, we weten niet alles, maar we doen het wel en helpen elkaar in het proces’, zegt de projectleider. Belangrijkste houvast: weten wie met wie contact heeft en deel uitmaken van de gesprekken van de eilanders met al hun eigenaardigheden en andere ongekende kwaliteiten.

Moresprudentie: breng het verder 

Uit de ervaringen met storytelling is bekend wat een verhaal sterk maakt: het wordt doorverteld. De gekozen taal en vorm van de vertelling zet dan aan tot interactie. De Algemene Rekenkamer ontdekte de werking hiervan toen ze besloot om niet langer alleen te onderzoeken of een overheidsorganisatie achteraf (ex post) had gedaan wat ze vooraf (ex ante) had beloofd. Je zult immers maar een financiële crisis of een corona-epidemie voor je kiezen krijgen. Belangrijk is te zien of en hoe een organisatie in staat is om bij tegenslag tijdens de rit (ex durante) bij te sturen. 

De verwantschap met agile werken is hier groot: als organisaties mensen willen binden en boeien moeten ze niet de blik te ver vooruitwerpen, maar korte sprintjes kunnen trekken. De betekenis van een visie is groot, maar aan hoe tijdens het proces wordt gehandeld wordt meer waarde toegedicht. Je neemt mensen mee ‘van A naar B via B’ (48) zodra en zolang je de gedroomde wereld van morgen helpt te koppelen aan de verlangens over opgaven van vandaag. Effectiviteit, eerlijkheid en impact op het eigen leven zijn de belangrijkste voorspellers van draagvlak voor energiebeleid, zo bleek recent (49). Bij het verwoorden en verbeelden helpt het om zowel de worstelingen als de uitkomsten te belichten. Steeds weer. En ze te boekstaven, die vertellingen van vindingrijkheid, de luctor et emergo van de energietransitie. Na de jaren van theoretische verhandelingen en de jaren waarin handreikingen en trainingen de boventoon voerden is vandaag-de-dag behoefte aan ‘reflection in action’. Je leert nu eenmaal het beste achteraf van wat zich in de werkelijkheid ontvouwt. Als je het elkaar kunt doorvertellen. ‘Moresprudentie’ rukt op als manier om kritische beroepssituaties te beschrijven (50). Lang leve de geiten- en olifantenpaadjes.

De eigen media van organisaties veranderen. De traditionele informatiebijeenkomst om half acht ’s-avonds met rijen stoelen, een podium met een gerokte tafel en een PowerPointpresentatie maakt plaats voor bijeenkomsten verspreid over de dag met statafels en meerdere manieren om het probleem te bespreken en oplossingsrichtingen te construeren en de gevolgen ervan te ervaren. Digitale mogelijkheden verruimen de mogelijkheden om halffabricaten te testen. De massamedia veranderen ook. De NOS-redactie ontdekte vorig jaar hoe ze bij heikele opgaven vaak onbedoeld bijdroeg aan polarisatie (51). Bij ophef over omstreden maatregelen werden steevast de hardste schreeuwers voor de camera gehaald. Gesprekken op de redactie leidden ertoe dat vaker de zachte stemmen in het midden worden opgezocht. Hoe voeren mensen in een wijk gesprekken over het voorgenomen warmtenet? Minder sexy mogelijk dan de oneliners, maar wel een grotere kans dat recht wordt gedaan aan de meerderheid die zoekt naar erkenning, ordening en perspectief.

Tot slot: het is aan ons


Wie kan eigen maken, kan gemeenschappelijk maken. Het is de vraag of daar zoveel woorden voor nodig zijn, tegelijk is het duidelijk dat de afstemming tussen het eigene en een hoger of algemeen belang niet vanzelf gaan en we met z’n allen nieuwe wegen aan het vinden zijn. Er moet een tijd zijn geweest dat kansrijke koppelingen in gemeenschappen makkelijker gestalte kregen. Uit reconstructies van de tijd waarin de zuilen van weleer daarvoor tekenden is duidelijk dat vooral rechten en plichten hun werking deden om mensen te verbinden en die verzuilde menings- en besluitvorming vaak het karakter had van pacificeren oftewel de lieve vrede te bewaren (52). 

‘Wij’, het woord voor de gedeelde moraal in de jaren van de verzuiling, heeft in het laatste decennium van de vorige eeuw en het eerste van deze eeuw plaatsgemaakt voor ‘ik’. Was eigen maken in de verzuilde tijden gekoppelde aan lidmaatschappen en andere geborgde vormen van gemeenschap, in de nieuw tijd kon mede dankzij technologische mogelijkheden en internationale kennis over planning en control veel meer in de directe privésfeer worden gerealiseerd. Daartoe flink aangejaagd door overheden en bedrijven, zie de opmars van ‘klantreizen’ en vindbaarheid van informatie – transparantie! – met onder meer MijnOverheid.nl, MijnABP.nl en alle varianten voor ‘Mijn gemeente’.

Uit de beschreven ontwikkelingen en voorbeelden in dit essay komt een nieuwe morele fase naar voren. Daarin worden ‘wij’ en ‘ik’ niet losgelaten, maar veeleer gekoppeld. De nieuwe moraal zoekt naar verbinding tussen het eigene en het gemeenschappelijk. Het is nu aan ‘ons’. Meer dan ‘wij’ draagt dit begrip gedeeld eigenaarschap mee. Waarvan we kunnen zien dat het alleen gedijt zolang mensen in staat en bereid zijn hun ‘ikje’ naar een ‘wij’ door te trekken. Met misschien wel de rotonde als passende metafoor, waarin een welbegrepen eigen belang met nog maar één wettelijke regel ondersteund hoeft te worden. Het mobieltjesverbod in het onderwijs laat zien hoe een wettelijke ingreep zelfs achterwege kan blijven als betrokkenen aan ‘een dringend advies’ genoeg hebben om een gedeeld verlangen verder te brengen. 

Zijn de energiecoöperaties die in alle mogelijke vormen de kop opsteken ook in dit licht te zien? En wat leren de variaties in regionale energie strategieën als het gaat om de geïdentificeerde drijfveren en troeven? Hoeveel rotondes hebben al kruispunten vervangen? Met alle ongemak die uitproberen nu eenmaal met zich meebrengt? Wie begint met de vraag ‘van wie’ een opgave is en de kunst verstaat om vragen te stellen en door de vermeende weerstand heen common ground te vinden toont leiderschap in de tussenruimte, zoveel is wel duidelijk. En dus het vermogen tot vertrouwen, die eigenschap om een risico te nemen, in de verwachting dat de ander je niet laat vallen. In een zinderende studie over ambachtslieden komt de kunde van het vertrouwen van de mensen om je heen als een van de belangrijkste kwaliteiten van handelen in de praktijk naar voren (53). Als voorbeeld komt het tekort van vioolbouwer Stradivarius op dit vlak naar voren. Hij vergat tijdig zijn zoons in te wijden in het bijzondere lakprocedé. Kort na zijn overlijden in 1737 ging het bedrijf failliet. Natuurlijk, door de schaarste werden de reeds gefabriceerde violen heel veel waard. Maar wat overheerst is het besef dat hier iemand kansen had laten liggen: om inter-esse te tonen, om medewerkers mee te nemen, laat staan om hen in staat te stellen door te vertellen wat ze zich eigen maakten en uit te nodigen, nieuwe wegen in te slaan.

Referenties


  1. W. de Moor (1997). Grondslagen van de Interne communicatie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
  2. Easton, D. (1965). A system analysis of political life. Chicago: The University of Chicago Press. 
  3. Bos, K. van den (2023). Elkaar eerlijk behandelen. Wantrouwen, polarisatie en complot denken voor zijn. Den Haag: Boom juridisch. Zie ook het Continu Onderzoek Burger perspectieven via www.scp.nl
  4. Meirieu, P. (2007). Pédagogie: le devoir de résister. ESF.
  5. Onder meer uitgewerkt in Moeskops, O. (2024) Vanzelfzwijgend. Amsterdam: RoodPurperpublicaties en Verhaeghe, P. (2012) Identiteit. We genieten ons te pletter maar niemand is tevreden. Amsterdam: Bezige bij. Volgens Martin Buber beginnen relaties zodra mensen elkaar als een geheel kunnen zien; ‘ik en jij’ zijn één ‘grondwoord’ schrijft hij in ‘Ik en jij’ (1958, Bijleveld). Het raakt aan het werk van de filosoof Emmanuel Levinas die wees op de betekenis van ‘de Ander in het Gelaat zien’ om niet alleen de ander, maar ook jezelf te snappen en daarmee wat zich in de ontmoeting ontvouwt. 
  6. Pascal Mercier is pseudoniem van de Zwitserse filosoof Peter Bieri. De roman Nachttrein naar Lissabon verscheen in 2015 bij uitgeverij Wereldbibliotheek. 
  7. Ontleend aan Nooteboom, B. (2002). Vertrouwen. Vormen, grondslagen, gebruik en gebreken van vertrouwen. Schoonhoven: Academic Service.
  8. De transactiekostentheorie is afkomstig van de Britse econoom R. Coase en onder meer toegankelijk uitgewerkt in het aangehaalde werk van Nooteboom. 
  9. De Amerikaanse klinisch psycholoog Abraham Maslow tekende de universele behoeften in de Tweede Wereldoorlog op. De piramide bedachten anderen er later bij. 
  10. Frijda, N.H. (2005). De emoties. Amsterdam: Bert Bakker. 
  11. Frijhoff, W. (1996). Een volk van praters, in NRC Handelsblad 03/08/1996.
  12. De betekenis van regionale identiteiten is onder meer beschreven in onderzoek voor ‘Werkende samenwerking’, een handreiking voor burgemeesters, wethouders, raadsleden en ambtenaren om op andere wijze te kijken, denken en handelen bij vraagstukken die de gemeentegrenzen overstijgen. Den Haag: VNG. 
  13. De theorie van de Duitse filosoof Axel Honneth is onder meer toegankelijk beschreven in: Heijst, A. van (2014). Iemand zien staan. Zorgethiek over erkenning. Kampen: Klement. 
  14. Frijda, a.h.w. 
  15. Kahneman, D. (2011). Ons feilbare denken. Amsterdam: Business contact.
  16. P.T. de Beer en C.J.M. Schuyt (red.) (2004). Bijdragen aan waarden en normen. Amsterdam: University Press. Zie voor communiceren over waarden ook het boekje dat ik met Els van der Pool schreef in 2017, Halte ongemak. Waarderend communiceren maakt het verschil. Te downloaden op www.dewaardering.com. Rechtssocioloog Kees Schuyt heeft waarden wel eens onderscheiden naar zeg- en doewaarden; deugden kunnen dan als doe-waarden worden voorzien, met speelsheid en vindingrijkheid als belangrijke troeven, onder meer uitgewerkt in een vermakelijk essay in ‘Steunberen van de samenleving’. Amsterdam University Press (2009).
  17. Aristoteles muntte het onderscheid in de retorica naar logos, pathos en ethos. 
  18. Van den Bos, a.h.w. 
  19. De uitdrukking is naar verluidt van Bernard Shaw, herkomst onbekend.
  20. Van der Jagt, R. en G. Rijnja (2004): ‘Storytelling. De kracht van verhalen in communicatie’. Alphen aan den Rijn: Kluwer. 
  21. Heuristieken zijn onder meer beschreven in standaardwerken als Psychology van Peter Gray (2003). New York: Worth publishers. Als je me mailt, stuur ik een korte samenvatting van een twintigtal heuristieken: g.rijnja@minaz.nl
  22. Arendt H. (2021). Het leven van de geest. Utrecht: Ten Have. 
  23. Spanjersberg, M. (2022). Tussentaal. Utrecht: Uitgeverij IJzer 
  24. Glaudemans, M. (2024). Respons-ability. Hoe om te gaan met de complexe systemen die we nota bene zelf creëren. Een conversation piece. Utrecht: Uitgeverij IJzer. 
  25. Brandsma, B. (2016). Polarisatie. Inzicht in de dynamiek van wij-zij denken. Uitgave in eigen beheer. 
  26. Zie o.m. deepdemocracy.nl
  27. Dit begrip is gemunt door de Duitse socioloog Elisabeth Noelle-Neuman. 
  28. Rapport van de onafhankelijk gespreksleider Johan Remkes: Wat wel kan: uit de impasse en een aanzet voor perspectief (2022). Zie www.rijksoverheid.nl 
  29. Kessels, J. (1997). Socrates op de markt. Filosofie in bedrijf. Amsterdam: Boom 
  30. Bohm, D. (2013). ‘On dialogue.’ London: Routledge
  31. Bildung wordt wel omschreven als de vorming tot een persoonlijkheid, zodat je met complexiteit om kunt gaan. De Duitse diplomaat Wilhelm von Humboldt wordt als bedenker gezien. Zie o.m. Dohmen, J. (2019) Iemand zijn. Filosofie van de persoonlijke vorming. 2022). Amsterdam: Ambo 
  32. Kamphuis, L. (2023). Verslaafd aan ons eigen gelijk. Pleidooi voor een perspectivistische lenigheid. Amsterdam: Bezige Bij. 
  33. De Moor a.h.w. 
  34. Beets, S. (2022). Wat er niet gezegd wordt. Haarzuilens: Heart media. Zie ook Spanjersberg a.h.w. en O. Moeskops a.h.w. 
  35. Moeskops a.h.w.  
  36. Gebaseerd op een uitspraak van de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum, aangehaald in Smeijsters, H. (2024), Hoe je een beter mens wordt. Levenslessen van moderne denkers. Eindhoven: Damon. 
  37. Deze term werd door de Duitse filosoof Jurgen Habermas geïntroduceerd. Onder meer uitgewerkt in Osch, D. van (2003). Co-oriëntatie: truc of troef. Symmetrische communicatie als managementinstrument’ Alphen aan den Rijn: Kluwer. 
  38. Rawls, J. (2009). Een theorie van rechtvaardigheid. Amsterdam: Lemniscaat. 
  39. De Gaay Fortman (2016), B. Moreel erfgoed. Koers houden in een tijd van ontwrichting. Amsterdam: Prometheus. 
  40. Sulaiman is van een brug slaan tussen mensen in de wijk en de gemeente’ 
  41. Onder de titel ‘Weten is nog geen doen’ biedt de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid houvast om het ‘doenvermogen’ van mensen aan te spreken. Te downloaden via www.wrr.nl.
  42. ‘Een toelichting op de aanpak van een uitnodigingskader is onder meer te vinden in de publicatie ‘Uitnodigingskader zonne-energie en onderzoek van windenergie’ van de gemeente Leusden (2022)
  43. Wieringa, S. (2004). Overtuigend communiceren. Praktijkhandboek voorbereiding en training van boodschappen en doelgroepen. Helvoirt: Bob de Ronde Partners. 
  44. Op het punt van vragen stellen zijn steeds meer bronnen beschikbaar. Zie voor onder meer open en gesloten vragen, naar beneden en boven vragen Zie onder meer: Socrates op sneakers. Filosofische gids voor het stellen van goede vragen van Eelke Wiss (Amsterdam: Ambo, 2020). In Rake vragen. Breng beweging in situaties die vastzitten geeft Sietse Bakker houvast voor het aansluiten op (onder meer lichamelijke) signalen (Nijmegen: Het Noorderlicht, 2018). Een aanrader voor professionele manieren van vragen stellen is de oratie van prof.dr. Hedwig te Molder, H. in 2021. Haar lezing Dialoog tegen de stroom in. De waardeschaamte voorbij gaat met beelden van gesprekken in op voorbeelden van geslaagde en minder geslaagde bevragingen. 
  45. Bron van deze opstelling van opgaven naar de mate van eenvoud, gecompliceerdheid en complexiteit is het Cynefin model van David Snowden en Mary Boone uit 2007. Hiervoor zijn meerdere bronnen en toepassingen te vinden via het trefwoord ‘Cynefin’. 
  46. Ontleend aan filosoof Emmanuel Levinas. Onder meer verder uitgewerkt in mijn proefschrift, Genieten van weerstand uit 2012, zie www.genietenvanweerstand.nl.
  47. Beschrijvingen van onder meer public design en dilemmalogica, een website die door communicatiemedewerkers van de rijksoverheid wordt gevoed. Ook de website van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en van NP RES
  48. Van der Steen, M. en J. Scherpenisse (2020). Grenzeloos samenwerken: van A naar B via B. Den Haag: NSOB. 
  49. TNO Publiek (2023). Narratieven over klimaatbeleid. Een kwalitatieve analyse van nieuwsartikelen. 
  50. Bout, H. (2023). Hoe organisaties kunnen leren van morele vraagstukken. Goed Bestuur & Toezicht, 4/2023 
  51. Fresen, R. (2021). Acht jaar acht uur. Amsterdam: Balans. 
  52. Geïnspireerd door een boek van de Britse opperrabbijn Jonathan Sacks: Moraal. Waarom we haar nodig hebben en hoe we haar kunnen vinden. (2020). Utrecht: Kokboekencentrum. 
  53. Sennett, R. (2008). De Ambachtsman. De mens als maker. Amsterdam: Meulenhoff.