Co Verdaas - Intelligent vooruit struikelen in de tussenruimte
Een reflectie op NP RES en Deltaprogramma
NP RES en Deltaprogramma dragen bij aan complexe klimaatopgaven met nadruk op kennisdeling en samenwerking. Co Verdaas noemt dit: werken in de tussenruimte. Dit staat los van formele besluitvorming, maar draagt bij aan het vormen van inzichten en oplossingen die later wel formeel worden bekrachtigd.
Over de auteur
Prof. dr. Co Verdaas is deltacommissaris en hoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft. Hij heeft een achtergrond in planologie en werkte bij de gemeente Zwolle, SWZ, en Radboud Universiteit. Hij was Tweede Kamerlid, gedeputeerde in Gelderland, staatssecretaris van Economische Zaken en dijkgraaf.
Inleiding
De afgelopen decennia heeft onze samenleving en economie een forse ontwikkeling doorgemaakt. Dat heeft eveneens geleid tot veel complexiteit, gelaagdheid en een web aan relaties binnen en buiten Nederland.
Gelijktijdig staan we voor een paar forse opgaven. We hebben zowel qua mitigatie (het zoveel mogelijk afremmen van klimaatverandering) als qua adaptatie (het tijdig voorbereiden op klimaatverandering) stappen te zetten.
Voor beide opgaven zijn de afgelopen jaren twee nationale programma’s in het leven geroepen: het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (NP RES) en het Deltaprogramma (DP).
In het essay gaat Co Verdaas (hoogleraar gebiedsontwikkeling en deltacommissaris) in op de vraag waarom deze programma’s in het leven zijn geroepen en hoe ze – kunnen – bijdragen aan het adresseren van de genoemde opgaven.
Hij reflecteert in zijn essay op de 'tussenruimte’ en vraagt zich af hoe dit fenomeen zich verhoudt tot de formele besluitvormingsarena’s. Hij concludeert dat het in beide gevallen gaat om een balanceer-act, waarbij de ruimte die beide programma’s krijgen minstens zo belangrijk is als de wijze waarop de programma’s hun rol invullen. Dat is meteen ook een opdracht aan de programma’s zelf: blijf rolvast, ook als de lokroep groeit om stellingname en het maken van ‘de keuze’. De uiteindelijke beslissingen worden binnen de democratisch gelegitimeerde arena genomen en zo hoort het ook. De tussenruimte is dienstbaar aan het democratische proces en komt er niet in de plaats van. Die verantwoordelijkheid gaat samen met het voorrecht in de tussenruimte te kunnen opereren.
Een gelaagde en complexe samenleving
De afgelopen decennia heeft onze samenleving een stevige ontwikkeling doorgemaakt. Om te beginnen is de welvaart in de naoorlogse decennia ongekend hard gegroeid(3). Ook vanuit een meer sociologisch en technologisch perspectief zijn ontwikkelingen in een stroomversnelling geraakt. De ontzuiling en de digitalisering, het zijn slechts enkele illustraties van de grote veranderingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. Deze dynamiek laat zich niet zomaar duiden, het gaat om een complex samenspel tussen tal van factoren. Zo leidt de groeiende welvaart tot andere behoeften én meer mogelijkheden om te investeren en te innoveren. Gelijktijdig neemt met het groeien van de welvaart in een open economie de complexiteit toe: er is wereldwijd een web aan relaties en afhankelijkheden gecreëerd, waarbij we gaandeweg ook de keerzijde hebben ervaren, bijvoorbeeld tijdens de Coronacrisis en de oorlog in Oekraïne. De verwevenheid dan wel afhankelijkheid tussen tal van partijen beïnvloedt de geopolitieke verhoudingen en heeft ook effect op de wijze waarop mensen zich tot elkaar en hun omgeving verhouden. We stuiten daarnaast steeds vaker op de grenzen aan draagkracht van onze natuurlijke omgeving. Grondstoffen zijn eindig en vanuit een welbegrepen eigenbelang zullen we in balans met onze omgeving moeten komen. De veelal fossiel gedreven ontwikkeling van onze economie heeft last but not least eveneens grote effecten op het wereldwijde klimaat. Dat besef – gestaafd door wetenschappelijke inzichten – stelt ons voor een aantal forse opgaven: we moeten transformeren naar een CO2 neutrale energiehuishouding (mitigatie) en ons voorbereiden op de gevolgen van een veranderend klimaat (adaptatie). Dat is een forse en lastige opgave waar geen draaiboek voor klaarligt.
De complexiteit, gelaagdheid en verwevenheid van onze open economie en samenleving – die mede de basis zijn onder onze welvaart – maken dat er geen quickfix voorhanden is(4). Ondertussen zijn de verwachtingen(5) over hetgeen de overheid vermag(6) de afgelopen jaren toegenomen. De kans op teleurstellingen is daarmee logischerwijze ook gegroeid. Met enig gevoel voor understatement zou je dit kunnen duiden als een dilemma: de behoefte aan een sturende overheid is groter dan ooit en gelijktijdig is er minder dan ooit sprake van een Archimedisch perspectief van waaruit de overheid de gewenste uitkomst kan orchestreren(7).
De laatste jaren is er daarom – in praktijk en wetenschap – steeds meer aandacht voor de vraag hoe we de grote opgaven van onze tijd tegemoet kunnen treden. Het besef dat er geen Archimedisch punt is van waaruit we kunnen sturen leidt ons als vanzelf naar wat ook wel wordt aangeduid als ‘de tussenruimte’: de ruimte waarin met betrokkenen en belanghebbenden kan worden gezocht en samengewerkt aan onontkoombare opgaven in een gelaagde en complexe realiteit.
De tussenruimte is geen alternatief voor de formele besluitvormingsstructuren. Immers, alles wat in de tussenruimte wordt onderzocht, opgehaald, bedacht of voorbereid dient uiteindelijk in de gebruikelijke publieke beslisarena’s te worden bekrachtigd. Dat geldt, indien dat aan de orde is, eveneens voor maatschappelijke en private partners die zich committeren. Wel biedt de tussenruimte de mogelijkheid om als het ware even uit de formele positie te stappen en meer reflectief en onderzoekend een opgave vast te pakken.
Twee van die hulpstructuren zijn van vrij recente datum: het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (NP RES) ondersteunt de transitie naar een CO2-neutrale energiehuishouding met als doel de klimaatverandering te verzachten (mitigatie). Het Deltaprogramma richt zich op de vraag hoe we ons voorbereiden en aanpassen op het veranderende klimaat (adaptatie). Reden om beide programma’s nader te beschouwen en het fenomeen van de tussenruimte onder de loep te nemen.
Dit essay is nadrukkelijk geen wetenschappelijke exercitie. Ik beoog vooral het fenomeen van de tussenruimte te doorgronden en te ontsluiten, opdat we meer zicht krijgen op de do’s and don’ts. Dit essay heeft niet de ambitie een uitputtende vergelijking tussen beide nationale programma’s te maken. Ik ben evenmin uit op een inhoudelijke analyse van de wijze waarop mitigatie en adaptatie elkaar raken, al is evident dat de adaptatie-opgave minder fors wordt naarmate we mondiaal meer resultaat boeken bij het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Ik ben vooral uit op het begrijpen van de opzet en werking van beide programma’s, het wezen van de opdracht, de wijze waarop de ‘vrije’ ruimte wordt ingevuld in relatie tot de context waarin ze opereren. Dat is balanceren, want de kracht van de tussenruimte is wellicht gelegen in het niet doorgronden en formaliseren van hetgeen goed werkt. De voetnoten en verwijzingen zijn enerzijds bedoeld als onderbouwing en anderzijds als een handreiking voor wie zich verder wil verdiepen in de zaken die ik aanstip.
De tussenruimte nader ingekleurd
Het begrip ‘tussenruimte’(8) is in Nederland gemunt door Geert Teisman. Het denken van Teisman is mede geïnspireerd op het werk van Manuel Castells(9) die begin deze eeuw al betoogde dat het kijken naar de werkelijkheid in termen van plaats en schaal voorbijging aan de dynamiek in de samenleving. Of zoals hij het zelf verwoordt: ‘The geography of the new history will not be made of the separation between places and flows, but out of the interface between places and flows and between cultures and social interests, both in the space of flows and in the space of places.’
Het begrip tussenruimte bouwt mede voort op het werk van de Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt(10). Zij beschrijft de publieke sfeer als een tussenruimte die onderhoud vergt en vraagt om dialoog tussen private, maatschappelijke en publieke kringen. Ze moet steeds opnieuw in gezamenlijk handelen en spreken tot stand gebracht worden. Michiel Foucault(11) introduceert in de jaren 60 in zijn lezing ‘Of Other Spaces’ het begrip heterotopia (als variant op utopia) en introduceert daar een perspectief op (tussen)ruimtes die privaat noch publiek zijn en waar een dialoog kan plaatsvinden tussen verleden – heden – toekomst(12).
In de kern gaat het Teisman om het besef dat publieke (en maatschappelijke en private) partners allen een stukje van de puzzel in handen hebben, elkaar nodig hebben om de puzzel te leggen en er geen blauwdruk te maken is voor ‘de beste oplossing’. Dit besef komt vooral tot uitdrukking in de regio waar de vertaalslag van (nationaal) beleid naar uitvoering moet worden gemaakt. Op het regionale schaalniveau verhouden tal van publieke, private en maatschappelijke partners zich tot elkaar en de opgaven en de samenhang daartussen.
In de – al dan niet bewust gecreëerde – tussenruimte is ruimte voor overleg en verdieping en kan mogelijk gekomen worden tot een gezamenlijk gedragen perspectief en een daarvan afgeleide strategische investeringsagenda(13). Het organiseren van het netwerk in de tussenruimte is daarmee een manier om in gezamenlijkheid stappen te zetten: tussen belangen en opgaven, in de tijd en tussen schaalniveaus(14).
Deze invalshoek raakt zeer aan de opzet en aanpak van Deltaprogramma en NP RES. Beide programma’s bouwen aan een gemeenschap, werken aan een breed gedeelde ambitie, bouwen een kennisbasis op, bieden ruimte voor het delen van ervaringen en het ontwikkelen van een gezamenlijk narratief. Gelijktijdig hebben beide programma’s geen doorzettingsmacht of formele besliskracht: het is aan de betrokken overheden en partners zelf om de inzichten vanuit de tussenruimte te bekrachtigen en in formele besluiten en uitvoering om te zetten. Dat zie ik als de paradox van de tussenruimte: om tot draagvlak en uitvoering in een complexe en dynamische omgeving te komen is het zaak de formele structuren in positie te houden dan wel te koesteren. Ik kom daar later op terug.
Adaptatie en mitigatie: de opgaven in kort bestek
Het veranderende klimaat noopt ons tot zowel een ingrijpende transitie van de energie-huishouding (mitigatie) als tot het aanpassen van onze samenleving aan een veranderend klimaat (adaptatie). Het nationaal Deltaprogramma richt zich sinds 2010 op adaptatie dan wel de klimaatrobuuste inrichting van Nederland(15). NP RES ondersteunt de mitigatie, het streven om in 2050 klimaatneutraal te zijn.
Als het gaat om adaptatie dan wel het vermogen om ons aan te passen aan de veranderende omstandigheden kan Nederland bogen op een lange en rijke traditie. Nederland is voor een groot deel veroverd op de elementen en gaandeweg hebben we onze delta steeds veiliger en beter bewoonbaar gemaakt. Wie de contouren van de Nederlandse delta door de eeuwen heen aanschouwt begrijpt meteen dat we ‘water en bodem sturend’ nooit absoluut kunnen toepassen. Ons land zou voor een groot deel verdwijnen of in ieder geval speelbal worden van de elementen: eenderde van ons land is immers gelegen onder NAP en ongeveer tweederde kent een overstromingsrisico(16). Het gezegde luidt niet voor niks: "God created the world, but the Dutch made the Netherlands.”
Door de eeuwen heen hebben we ons – door onze kwetsbare ligging – altijd moeten en steeds beter leren verhouden tot de elementen en veranderende omstandigheden. Onze geschiedenis is verweven met het water en kneden van het landschap. Denk daarbij alleen al aan de namen van dorpen en steden en veel Nederlandse achternamen.
Binnen die contouren van ons deels zelf gecreëerde land hebben we gestaag gewerkt aan een hoogwaardige samenleving en een economie opgebouwd waarbij we gedwongen werden de beperkt beschikbare ruimte optimaal te benutten. In het begin van deze eeuw dachten we even dat ons land ‘af’ was. Inmiddels weten we – mede door het snel veranderende klimaat – beter.
Door klimaatverandering wordt de adaptatie-opgave urgenter en betekenisvoller: de extremen van nu zijn het normaal in de toekomst. Er zijn daarnaast nog forse onzekerheden rondom bijvoorbeeld de stabiliteit van de Antarctische ijskap en het gedrag van de warme Golfstroom.
Voor de mate van klimaatverandering zijn we in grote mate afhankelijk van de wereldwijde inzet de uitstoot van broeikasgassen te reduceren. De Deltascenario’s van april 2024 laten echter zien dat zelfs in het meest gunstige scenario de adaptatie-opgave vooralsnog enkel groter wordt(17).
De afspraken over het wereldwijd terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen zoals CO2, de zogeheten mitigatie-opgave, zijn van recentere datum: deze zijn in 2016 vastgelegd in het klimaatakkoord van Parijs(18). Binnen de EU is op basis van dit klimaatakkoord afgesproken dat ten opzichte van 1990 in 2030 minimaal 55% minder moet worden uitgestoten en dat de EU in 2050 klimaatneutraal wil zijn.
Waar het concept van ‘water en bodem sturend’ past in een eeuwenoude traditie en mede richting geeft aan het volgende hoofdstuk voor de inrichting van Nederland is het klimaatakkoord, waarin de mitigatie is geadresseerd, van recente datum.
Dat heeft natuurlijk ook gevolgen voor de wijze waarop de opgave tegemoet kan worden getreden en de wijze waarop de tussenruimte zich ontvouwt en functioneert. Waar het Deltaprogramma kan leunen op een lange traditie met opleidingen, een governance (waterschappen met eigen belastingstelsel), kennisinfrastructuur, et cetera geldt voor de mitigatie-opgave dat men min of meer bij scratch begint.
Het Deltaprogramma en NP RES: oorsprong en missie van twee tussenruimtes
In dit hoofdstuk ga ik in op de oorsprong en missie van Deltaprogramma en NP RES: hoe zijn deze tussenruimtes ontstaan. Die geschiedenis en kennis van de oorsprong en missie helpt het functioneren en de werking van de gecreëerde tussenruimte beter te begrijpen. Voor een meer feitelijke vergelijking van beide programma’s op een aantal relevante kenmerken verwijs ik omwille van de leesbaarheid naar bijlage 1.
Oorsprong en missie Deltaprogramma
Het werken met zogeheten Deltacommissies past in een traditie die is ontstaan na de watersnoodramp van 1953. In de decennia na 1953(19) zijn er gaandeweg steeds meer aanwijzingen dat het klimaat – steeds sneller – verandert. Dit leidt in 1988 tot de oprichting van het IPCC(20). Omdat de wetenschappelijke inzichten steeds beter doorklinken en dezelfde kant op wijzen besluit in 2007 het toenmalige kabinet een commissie in te stellen onder leiding van de heer Veerman (voormalig minister van Landbouw, Natuur en Visserij). Meer precies: in het instellingsbesluit van 7 september 2007 wordt gesproken over de “Regeling instelling commissie duurzame kustontwikkeling”.
De centrale vraag voor de commissie Veerman is hoe Nederland beschermd blijft tegen overstromingen, zoetwatertekorten en extreem weer. Het doel is dat iedereen nu, over 50 jaar én over 100 jaar veilig in Nederland kan blijven wonen, werken en recreëren.
Het advies van de commissie Veerman(21) verschijnt op 3 september 2008. De titel luidt ‘Samen werken met water: een land dat leeft, bouwt aan zijn toekomst’. De commissie constateert dat de opgave niet acuut is, maar wel urgent. In het advies staat de waterveiligheid genoemd als cruciaal, maar wordt ook al de verbinding gelegd met andere thema’s en opgaven. Of zoals de commissie het zelf verwoordt:
“De Deltacommissie is door de regering gevraagd advies uit te brengen over de bescherming van Nederland tegen de gevolgen van klimaatverandering. Daarbij gaat het om de vraag hoe Nederland zo ingericht kan worden dat het ook op de zeer lange termijn klimaatbestendig is, veilig tegen overstromingen, en een aantrekkelijke plaats is en blijft om te leven; wonen, werken, recreëren en investeren.” En even verderop: “Daarbij was de vraag breder te kijken dan naar (water)veiligheid alleen. In de visie is daarom ook gelet op samenhang met wonen en werken, landbouw, natuur, recreatie, landschap, infrastructuur en energie. Veiligheid en duurzaamheid zijn de twee pijlers voor de strategie van de komende eeuwen. Naast bescherming tegen het water, benadrukt en benoemt het advies de kansen voor de Nederlandse samenleving.”
Het advies van de commissie Veerman bevat 12 aanbevelingen die zowel raken aan specifieke regio’s, opgaven rondom met name waterveiligheid en de governance. Op dat laatste punt pleit de commissie voor nationale regie en regionale uitvoering, een Deltafonds en een Deltaprogramma met een deltaregisseur (blz. 9): “Voor de uitvoering van het advies voor een klimaatbestendige inrichting van Nederland heeft de Deltacommissie het Deltaprogramma opgesteld. Dit programma wordt financieel (Deltafonds) en politiek-bestuurlijk verankerd in een vernieuwde Deltawet(22).”
Oorsprong en missie NP RES
NP RES vindt zijn oorsprong in de afspraken die zijn gemaakt in het zogeheten Klimaatakkoord(23) van 28 juni 2019. In aanloop naar het Klimaatakkoord werd er gewerkt met 5 zogeheten sectortafels(24) rondom mobiliteit, landbouw, gebouwde omgeving, industrie en elektriciteit. NP RES is met name verbonden met de sectortafels gebouwde omgeving en vooral elektriciteit.
NP RES heeft als doelstelling de energietransitie te ondersteunen en tot uitvoering te laten komen vanuit het besef dat de ruimtelijke consequenties fors zijn en op regionale schaal richting nodig is. Net als bij het Deltaprogramma is daarbij gekozen voor een regionale insteek. Daar komen opgaven samen en moet uitvoering worden gegeven aan de (inter)nationale ambities. Elke regio heeft zijn eigen kenmerken, (on)mogelijkheden en ambities, al is het hogere doel (een CO2 neutrale energiehuishouding) voor elke regio identiek. In NP RES-verband heeft dat geleid tot 30 zogeheten RES-regio’s die door NP RES worden ondersteund.
Het is evident dat bij een relatief nieuwe opgave als mitigatie een kennisinfrastructuur, functionerend netwerk, opleidingen, et cetera ontbreekt dan wel minder vanzelfsprekend zijn. Dat heeft voor- en nadelen. Het nadeel lijkt me evident, er moet nog veel ontwikkeld en geïnitieerd worden. Het voordeel is dat er nog geen gegroeide patronen en routines zijn en er met een frisse blik naar het vraagstuk en wat het vraagt gekeken kan worden.
Werken in de tussenruimte: vrijheid in gebondenheid
Voor beide programma’s geldt dat de beslissers destijds bewust voor een tussenruimte naast de eigen besluitvormingsarena’s hebben gekozen in de verwachting dat op deze wijze de opgave beter geadresseerd zou worden. In dit hoofdstuk sta ik stil bij een aantal kenmerken van beide programma’s en de wijze waarop de tussenruimte wordt ingevuld.
Legitimatie
Beide programma’s zijn aldus geformaliseerde en bewust gecreëerde tussenruimtes. Er ligt een opdracht van de bestaande instituties die in het geval van het Deltaprogramma wettelijk geborgd is. Uit de ontstaansgeschiedenis van beide programma’s kan afgeleid worden dat er bij de verantwoordelijke beslissers destijds behoefte was aan zo’n tussenruimte. Dat heeft te maken met de erkenning van de gelaagdheid en complexiteit van de opgave. Zo raken de beide opgaven aan veel belangen, zijn verschillende schaalniveaus in het geding, reikt de opgave verder dan een paar jaar en is er veel behoefte aan kennis en competenties. Kortom, het gaat om vraagstukken die je niet vanuit één bevoegd gezag in een beleidskader giet op basis waarvan je een aantal uit te voeren projecten definieert. Anders gezegd: het gaat in beide programma’s om opgaven die zich blijkbaar niet via de reguliere routines en besluitvormingsprocessen laten vangen.
Begrensde balanceeract
De tussenruimte is in beide programma’s helder begrensd. Het is vrijheid in gebondenheid. De tussenruimte heeft wel degelijk invloed of gezag, maar die is niet gebaseerd op macht. Kennis, ervaring, dialoog en agendering zijn enkele van de begrippen die in beide programma’s terugkomen en (blijkbaar) meerwaarde hebben voor de deelnemers. Dat werkt alleen als de grenzen van de tussenruimte wederzijds gerespecteerd worden: de verantwoordelijkheid voor de besluitvorming ligt zoals gezegd nadrukkelijk buiten de tussenruimte. Gelijktijdig is de tussenruimte geen antwoordenmachine die voor elk relevant vraagstuk op verzoek een pasklare oplossing of ‘het antwoord’ genereert. Het opereren in de tussenruimte is een balanceeract die vraagt om sensitiviteit, bescheidenheid en verbindend vermogen in balans met assertiviteit, zelfbewustzijn en autonoom handelen.
Nationale kaders en doelstellingen onmisbaar
De tussenruimte is geenszins vrijblijvend: beide programma’s hebben een opdracht meegekregen van de ‘oprichters’. Zo ligt er voor waterveiligheid in het Deltaprogramma een normatief wettelijk kader met een programmering waarover gerapporteerd moet worden in relatie tot de beschikbare middelen. Het werken aan concrete adviezen voor een klimaatrobuuste toekomst (zoetwaterbeschikbaarheid en ruimtelijke adaptatie) is eveneens in de formele opdracht aan het Deltaprogramma geborgd, al zijn de doelen daar (nog) minder concreet en (nog) niet wettelijk geborgd. Ook voor NP RES geldt dat het agenderen en inventariseren van de wijze waarop regio’s voortgang boeken met hun mitigatie-ambities gekoppeld is aan een concrete (inter)nationale opdracht: een klimaatneutrale samenleving in 2050.
Beide programma’s kennen de nodige vrijheidsgraden als het gaat om de wijze waarop ze invulling geven aan die opdracht. Dat is ook de essentie van de tussenruimte: het met elkaar ‘inkleuren’ van de tussenruimte met alle betrokkenen creëert eigenaarschap en biedt de mogelijkheid te reflecteren op de eigen ambities in relatie tot de omgeving en de wijze waarop deze tot uitvoering kunnen worden gebracht. Beide programma’s positioneren zichzelf bewust als nationaal programma en benadrukken dat ze de eigen verantwoordelijkheid van de partners respecteren.
Gezamenlijke taal en inzicht
Een belangrijke functie van (of ‘in’) de tussenruimte is het creëren van een gezamenlijk beeld en taal. In beide programma’s zien we dat het monitoren van ontwikkelingen en voortgang en het daarover rapporteren (aan de opdrachtgevers) een belangrijke rol speelt. Dit objectiveert, maakt vergelijkingen tussen regio’s onderling mogelijk, maakt samenhang tussen opgaven inzichtelijk en prikkelt de partners over en weer. Het biedt inzicht en maakt nieuwsgierig. De tussenruimte is daarbij zelf geen belanghebbende (is immers van alle partners) en monitort en rapporteert zonder aanziens van wat of wie dan ook. De monitoring levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de slagkracht: de tussenruimte prikkelt en spiegelt, rekent partners niet af, maar biedt vooral inzicht.
Er zijn ook verschillen
Natuurlijk zijn er ook de nodige verschillen tussen beide nationale programma’s, zowel in formele zin (wettelijke borging, financieringsfonds) als in culturele zin (hoe pak je je rol). Een belangrijk verschil is de stip op de horizon. Voor NP RES is dat 2050. Voor het deltaprogramma wordt inmiddels naar 2100 en daaraan voorbij gekeken en is het zelfs de vraag of Nederland het zich ooit kan veroorloven de lange termijn adaptatie-strategie voor de Delta te veronachtzamen. Dat komt vooral door de grote mate van onzekerheid over omvang en tempo van bijvoorbeeld de zeespiegelstijging, de lange duur om tot uitvoering van grootschalige infrastructurele projecten te komen en uiteraard de voortschrijdende klimaatverandering, ook als we in staat zijn de mondiale uitstoot in 2050 tot nagenoeg nul te reduceren.
Beide programma’s worden in de praktijk anders gepercipieerd(25). Dit verschil in perceptie heeft in mijn ogen te maken met twee dimensies: waterveiligheid en klimaatrobuustheid zijn onderdelen van de Nederlandse geschiedenis en vormen mede de Nederlandse identiteit. Rondom adaptatie hebben we inmiddels een internationaal erkende kennisinfrastructuur opgebouwd en we hebben met Rijkswaterstaat, de waterschappen, onderwijsinstellingen, ministerie en private partners een schat aan ervaring en deskundigheid opgebouwd. Ook het feit dat waterschappen voor hun functionele taken zelf belasting kunnen ophalen is nauw verweven met de eeuwenlange noodzaak onze Delta veilig te houden. Het gaandeweg gegroeide vertrouwen in wat we met elkaar vermogen in onze Delta dient een groter belang dan waterveiligheid en klimaatvitaliteit: het vestigingsklimaat is eenvoudigweg in het geding als de rest van de wereld niet overtuigd is van onze kennis, kunde en inzet op dit thema(26). Het raakt aan de paradox van onze Delta: het is de meest kwetsbare en de best beschermde.
De mitigatie-opdracht is van recenter datum en – meer dan waterveiligheid en klimaatadaptatie – onderwerp van maatschappelijk en politiek debat, in ieder geval als het gaat over de doelstelling en de wijze waarop en het tempo waarin het doel gerealiseerd dient te worden. Dat komt mede omdat er verschillende manieren zijn om de broeikas-footprint van Nederland te berekenen: zo kan je uitgaan van hetgeen op ons grondgebied wordt uitgestoten of wat is gerelateerd aan onze economische activiteiten. Dat laat onverlet dat de adaptatie-opgave in Nederland direct gerelateerd is aan de mate waarin we mondiaal de uitstoot van broeikasgassen weten terug te dringen. We zijn voor de omvang van onze adaptatie-opgave in grote mate afhankelijk van de inzet van andere landen(27).
Het belang van netwerk-leren
Beide programma’s bieden ruimte voor het zogeheten ‘netwerk-leren’. Ook hiervoor geldt dat dit als formeel doel nergens is vastgelegd, maar het is wel degelijk een belangrijke meerwaarde. In beide programma’s vinden (wetenschappelijke) kennis en inzichten hun weg in een groot en divers netwerk, is ruimte om (vraaggericht) kennis te ontwikkelen, deze te verinnerlijken en op waarde te schatten zonder dat er meteen consequenties aan verbonden hoeven te worden of verstrekkende besluiten hoeven te worden genomen. Er is ruimte voor reflectie, joint fact finding, het belichten van meerdere perspectieven en dialoog. Zeker waar in de formele besluitvormende arena’s doorgaans minder ruimte voor is dan wel wordt genomen.
Beide programma’s hebben daarbij wel degelijk de ambitie concrete en tastbare resultaten tot stand te brengen, onontkoombare keuzes in beeld te brengen, ook of juist als dat lastige of zelfs pijnlijke keuzes betreft. Echter, deze worden door de werkwijze in de tussenruimte eerder gemaakt vanuit overtuiging dan ‘omdat het moet’ dan vanuit ‘macht’. De werkwijze in de tussenruimte leidt tot eigenaarschap, niet alleen op de opgave, maar ook op de lastige kwesties en dilemma’s en de onderbouwing van adviezen en uiteindelijk te nemen besluiten.
De aanpak om via een 6-jaarlijkse herijking (Deltaprogramma) of 4- jaarlijks programmaplan (NP RES) collectief de aannames en uitgangspunten tegen het licht te houden en daarmee te reflecteren op de aannames, uitgangspunten en aanpak vertoont sterke overeenkomsten met wat in de wetenschappelijke literatuur ook wel wordt aangeduid als de 'obligatory passing points’(28): het bewust inbouwen van reflectie-momenten als een project een nieuwe fase ingaat of als er nieuwe inzichten, omstandigheden of belangen zijn(29).
Kritiek
Natuurlijk is er ook kritiek mogelijk op (het functioneren van) de tussenruimtes: het is een praatcircuit, er is geen doorzettingsmacht, het is vrijblijvend, et cetera. Toch worden de tussenruimtes vanuit mijn waarneming door velen gekoesterd, juist omdat er ruimte is voor ‘joint fact finding’, de lange termijn en een meer reflectieve en onderzoekende houding. Omdat niemand ‘de sleutel’ in handen heeft om tot doelrealisatie te komen is het van belang met elkaar in de tussenruimte een gedeeld beeld te creëren, elkaar te kennen, samen te leren en dilemma’s open op tafel te leggen. Het biedt enig houvast in een gelaagde en complexe werkelijkheid zonder dat er direct een standpunt hoeft te worden ingenomen. Vandaar ook de titel van dit essay: de tussenruimte biedt weliswaar geen panklare oplossingen, maar helpt wel om met elkaar intelligent vooruit te struikelen.
Enkele reflecties tot slot
Dit essay komt voort uit nieuwsgierigheid: wat zijn de belangrijkste karakteristieken van de beide programma’s en wat is hun bijdrage in de grotere institutionele context. Het essay is evaluatief noch prescriptief bedoeld. Ik hoop daarmee vooral het bewustzijn te verhogen rondom het fenomeen van de tussenruimte. Dit in de hoop dat dit helpt nu en in de toekomst nog bewuster met alle betrokkenen keuzes te maken voor een manier van werken als er behoefte is aan ruimte voor dialoog, reflectie, het ontwikkelen van kennis, delen van ervaringen, verbinding en botsing. Want ook het ‘goede gedoe’ is kenmerkend voor de tussenruimte. Er wordt niet meteen afgerekend of vereffend, er mag enig ongemak ontstaan omdat niet ‘de winst’ of ‘het eigen gelijk’ voorop staat, maar de wijze waarop je met elkaar een stap verder komt, ook al voelt dat zoals gezegd soms meer als vooruit struikelen, maar ook dat is vooruitgang. Dat kan alleen als gelijktijdig het politieke primaat onverkort wordt erkend door alle betrokkenen in de tussenruimte.
Managen van verwachtingen
De verwachtingen ten aanzien van hetgeen de tussenruimte vermag zijn soms hoog. Soms komen die verwachtingen voort uit hoop, soms wordt het eigen gelijk van buiten op de tussenruimte geprojecteerd en soms is niet helemaal duidelijk wat de missie en het mandaat van de tussenruimte is. De professionals in de tussenruimte kunnen daardoor in verleiding komen die verwachtingen proberen in te lossen dan wel gaan denken dat men er ‘echt over gaat’. Naar mijn overtuiging draagt dat het risico in zich dat de tussenruimte uiteindelijk wordt ingeperkt of zelfs verdwijnt. Dit vergt dus rolvast en zelfbewust opereren waarbij het eigen mandaat gekend en doorleeft wordt en niet wordt bezweken voor de verleiding jezelf groter te maken.
Naarmate er meer tussenruimtes ontstaan (al dan niet bewust gecreëerd) dient zich tevens de vraag aan hoe de tussenruimtes hun inzichten, netwerken, kennis en ervaring onderling gaan uitwisselen. Zelfs binnen een enkele tussenruimte is dit al een punt van aandacht. Dit essay is niet meer dan een eerste verkenning; hopelijk nodigt het andere (al dan niet geïnstitutionaliseerde) tussenruimtes uit ervaringen en inzichten actief uit te dragen en met elkaar te delen.
Opgaven en ontwikkelingen raken meer en meer met elkaar verbonden, dit kan ten koste gaan van de herkenbaarheid en focus van de afzonderlijke tussenruimtes. Ter illustratie: zowel de opgaven vanuit het Deltaprogramma als NP RES raken aan het brede domein van de fysieke leefomgeving en regionale ontwikkelingsperspectieven. Tot waar reikt hun zoektocht naar samenhang en hoe wordt voorkomen dat ‘in de valkuil van de perfecte integraliteit’ wordt gestapt? Herkenbaarheid in focus en netwerk is immers een belangrijke meerwaarde van de tussenruimte. Gelijktijdig vragen beide opgaven om verbinding met andere domeinen om tot resultaat te komen.
Los van het fenomeen van de tussenruimte groeit in mijn ogen de behoefte aan verbinding en dialoog in de samenleving, over de uiteenlopende belangen heen. Om dit te faciliteren zou de neiging kunnen ontstaan daartoe steeds nieuwe tussenruimtes in te richten. De vraag die ik opwerp (en nog niet kan beantwoorden) is onder welke condities een tussenruimte bijdraagt. Ook al heb ik nog geen sluitend antwoord, ik constateer wel dat zowel het Deltaprogramma als NP RES laten zien dat een ‘verplichtende’ opdracht richting geeft en partners ook verbindt en verenigt. Dat laat onverlet dat de tussenruimte geen quickfix kan zijn en vooral geschikt lijkt voor het beetpakken van opgaven die locatie- en schaaloverstijgend zijn. Anders gezegd: soms is het nodig om de botsing tussen belangen binnen de gebruikelijke arena’s plaats te laten vinden. De tussenruimte is een hulpmiddel bij het wegen van diverse belangen en het aanreiken van mogelijkheden, maar is geen panacee.
Wel voorzie ik dat de tussenruimte steeds meer een ontmoetingsplek kan worden met maatschappelijke en private partners. Bij het Deltaprogramma is die beweging al eerder ingezet, bijvoorbeeld met het Triple AAA initiatief. Immers, ook deze partners investeren, zoeken perspectief en houvast. Daar komt bij dat de missie van een klimaatvitale delta alleen kan worden volbracht in samenwerking tussen publieke, maatschappelijke en private partners.
In wetenschappelijke literatuur zijn aangrijpingspunten te vinden die bevestigen dat weerbarstige maatschappelijk urgente opgaven een eigen – soms tijdelijke – tussenruimte nodig hebben. Er is echter geen handboek soldaat waarin exact staat hoe dit moet. Wel zou ik durven stellen dat de tussenruimte bijdraagt als vraagstukken gelaagd en complex zijn en niet in een lineair en sectoraal beleidsproces op een eenduidig schaalniveau geadresseerd kunnen worden.
Dank aan de bedenkers
Het is de verdienste van de founding fathers en mothers van Deltaprogramma en NP RES dat deze tussenruimtes gecreëerd zijn. Het is de verdienste van de huidige generatie beslissers dat deze tussenruimtes nog steeds kunnen en mogen gedijen. Zeker omdat in beide programma’s keuzes worden voorbereid die indringend en onontkoombaar raken aan tal van belangen. Blijkbaar is de wens om in gezamenlijkheid voortgang te boeken groter dan zekerheid over de uitkomst. Het is hoopvol te constateren dat beide programma’s als tussenruimte over diverse verkiezingen heen blijkbaar meerwaarde bieden in de samenwerking tussen de betrokken overheden en andere partners.
Blijf rolvast
Dat is meteen ook een opdracht aan de programma’s zelf: blijf rolvast. Weersta de lokroep die af en toe klinkt om als tussenruimte de keuze te maken, maar leg mogelijke keuzes voor. Omarm de weerbarstigheid en gelaagdheid, houdt ruimte voor dialoog en reflectie en draag actief uit dat het aan de afzonderlijke politieke arena’s is om besluiten te nemen. De tussenruimte is dienstbaar aan het democratische proces en moet de verleiding willen weerstaan de eigen ruimte op te rekken. De gegunde vrijheid en onafhankelijkheid gaat samen met het besef dat het gegunde tussenruimte is.
Bijlage 1 belangrijkste kenmerken Deltaprogramma en NP RES
Onderstaand een overzicht van de belangrijkste kenmerken van NP RES en Deltaprogramma. In de bijlage worden deze nader geduid voor beide programma’s.
NP RES | Deltaprogramma |
Het programma zelf is niet wettelijk geborgd. | Het deltaprogramma en de opdracht is geborgd in de Deltawet. |
Het doelbereik voor 2030 en 2050 is leidend en wettelijk bepaald (Parijsakkoord). | Doelstellingen zijn in beleid verankerd en gericht op 2050 en 2100. De doelen voor waterveiligheid zijn eveneens wettelijk geborgd. |
In 2019 opgestart n.a.v. het klimaatakkoord en de inzet om te komen tot 30 RES’en. | Start op 1 februari 2010 n.a.v. advies Cie Veerman, met een breed gedragen aanpak (deltabeslissingen en voorkeursstrategieën). |
Huidige programmaplan beslaat periode 2022-2025. | De deltabeslissingen en voorkeursstrategieën worden in een zesjaarlijkse cyclus herijkt. De tweede herijking loopt momenteel en wordt Prinsjesdag 2026 aan kabinet en parlement aangeboden. |
Elk jaar rapporteert NP RES over de voortgang. | De deltacommissaris heeft de wettelijke taak de voortgang van de uitvoering te bewaken en daarover te rapporteren en adviseren en rapporteert jaarlijks op Prinsjesdag. |
NP RES is een vrijwillig samenwerkingsverband tussen de betrokken overheden. | De Deltacommissaris kan de regering gevraagd en ongevraagd adviseren. |
Deltaprogramma
Organisatie, werkwijze en producten
Op basis van het advies van de commissie Veerman introduceren kabinet en Parlement met het Deltaprogramma een nationaal programma naast de bestaande instituties om te borgen dat alle overheden samenwerken aan de langetermijnstrategie voor Nederland inzake waterveiligheid, ruimtelijke adaptatie en zoetwaterbeschikbaarheid. Een besluit wat op veel draagvlak mag rekenen, hetgeen zich mede laat verklaren uit de existentiële noodzaak voor Nederland om zich tijdig te verhouden tot de veranderende omstandigheden.
Het Deltafonds
Het financiële fundament onder het Deltaprogramma is het Deltafonds(30). Het vindt zijn grondslag in het advies van de commissie Veerman en treedt op 1 januari 2013 in werking. Het Deltafonds biedt continuïteit en geeft zekerheid over beschikbare middelen, zonder dat concurrentie met andere bestedingsdoelen nodig is. Hierdoor is het mogelijk de noodzakelijke maatregelen – ook voor de lange termijn – te plannen en is het zeker dat ze in uitvoering kunnen wanneer dat nodig is.
Het Deltafonds is ook een aanjager voor de inzet van regionale middelen, waarmee ook het nationale karakter van het Deltaprogramma wordt onderstreept. Voor waterveiligheid is de helft van de financiering regionaal geregeld (via de bijdrage van de waterschappen) en voor zoetwaterbeschikbaarheid en ruimtelijke adaptatie is dat zelfs tweederde.
De Deltawet, het Deltafonds en de Deltacommissaris worden in de ‘inner circle’ ook wel eens aangeduid als de heilige drie-eenheid: wettelijke borging, middelen en onafhankelijkheid.
Werkwijze
Een werkwijze is altijd een momentopname en nimmer gestold. Toch heeft zich in de loop der tijd een aantal onderliggende uitgangspunten ontwikkeld die binnen het Deltaprogramma breed gedragen worden.
- Kennis gedreven: het Deltaprogramma baseert zich nadrukkelijk op onafhankelijk verkregen (wetenschappelijke) kennis. Een van de eerste acties binnen het Deltaprogramma was het opzetten van een onderzoeksagenda. Joint fact finding is een belangrijk vertrekpunt voor de jaarlijkse Deltaprogramma’s en de basis onder de herijking. Een belangrijk kennisprogramma van recente datum is het kennisprogramma zeespiegelstijging(31). Hierin worden door consortia verschillende denkrichtingen uitgewerkt over de wijze waarop een zeespiegelstijging tot 5 meter tegemoet kan worden getreden. Ook ten aanzien van het thema zoetwaterbeschikbaarheid en het grensoverschrijdend riviersysteem is een kennisprogramma in ontwikkeling. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur bevestigde in een recent advies(32) nogmaals het belang van een samenhangend kennisprogramma als basis onder de besluitvorming.
- De maatschappelijke opgave staat centraal: het blijven werken aan een veilige en leefbare Delta is een belang dat partijen bindt en boven deelbelangen uitstijgt. Uiteraard zijn de uiteindelijke keuzes omtrent de financiering en mogelijke oplossingen aan degenen die daarvoor politieke en bestuurlijk verantwoordelijkheid dragen, het overkoepelde belang staat tot op heden niet ter discussie.
- Een flexibele strategie op een robuuste basis: de mate van klimaatverandering is met grote onzekerheden omgeven en hangt in belangrijke mate af van de mate waarin we de uitstoot van broeikasgassen mondiaal reduceren. Ook al zijn de gebruikte modellen tot op heden betrouwbaar gebreken, er ontbreekt nog kennis op een aantal essentiële onderdelen. Dat betreft vooral de zogeheten ‘omslagpunten’ die voor extreme en slecht voorspelbare gevolgen kunnen zorgen. Denk onder andere aan de dynamiek van de Antarctische ijskap(33) en het mogelijk omklappen van de warme golfstroom(34) in de Atlantische oceaan. Jaarlijks wordt daarom bekeken of het Deltaprogramma nog op koers ligt en elke 6 jaar wordt in overleg met alle partners gewerkt aan de herijking van de Deltabeslissing en de onderliggende aannames. Momenteel loopt de 3e herijking, die in september 2026 wordt overhandigd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en het Parlement.
Programmalijnen
Het Deltaprogramma werkt langs 8 regionale of gebiedsgerichte lijnen en 3 nationale thematische. De thematische programma’s zijn:
- Waterveiligheid
- Zoetwaterbeschikbaarheid
- Ruimtelijke adaptatie
Deze thematische programma’s vinden hun grondslag in de deltabeslissingen van 2014 en schetsen de nationale kaders voor een bepaalde opgave.
Elke regio heeft echter zijn eigen karakteristieken (wel of geen eigen aanvoer van zoetwater, ondergrond, reliëf, et cetera.) en opgaven (woningbouw, natuur, landbouw, et cetera). Het is daarom zaak in gebiedsgerichte programma’s de regionale opgaven in hun onderlinge samenhang op elkaar te betrekken en tot richting en uitvoering te komen(35). De gebiedsgerichte voorkeursstrategieën zijn als het ware het kompas voor de maatregelen die daadwerkelijk in uitvoering gaan en vinden hun grondslag in de deltabeslissingen waterveiligheid, zoetwater en ruimtelijke adaptatie. Door deze werkwijze vinden generieke inzichten uit bijvoorbeeld de klimaatmodellen van het KNMI of de Deltascenario’s hun weg naar alle regio’s. Anderzijds wordt daarmee zoveel mogelijk recht gedaan aan de eigenheid van elke regio en wordt inzicht gecreëerd in de samenhang tussen nationale ambities en keuzes en regionale ambities en kenmerken. Daarnaast kunnen regionale keuzes of ambities gevolgen hebben voor andere regio’s. Water houdt zich immers niet aan bestuurlijke grenzen, nationaal noch internationaal.
De gebiedsprogramma’s(36) zijn: Zuidwestelijke Delta, IJsselmeergebied, Rivieren, Kust, Waddengebied, Centraal Holland, Rijnmond-Drechtsteden, Hoge Zandgronden(37).
Samenwerking met maatschappelijke en private partners
Het Deltaprogramma heeft vanaf de start heel bewust ingezet op een nauwe samenwerking tussen alle overheden, maatschappelijke en private partners. De staf Deltaprogramma kent daarom een compacte staf (ongeveer 14 fte). Die keuze laat zich vooral verklaren uit het groeiende besef dat klimaatverandering geen geïsoleerd vraagstuk is, iedereen kan raken en de uitvoering – ook door de commissie Veerman – mede als een regionale opgave wordt gezien. Het voordeel hiervan is dat het eigenaarschap breed wordt gedragen door de mede-overheden. De keerzijde is de relatieve afhankelijkheid en kwetsbaarheid.
De meerwaarde van het Deltaprogramma is mede gelegen in de onafhankelijke en op de lange termijn gerichte focus. Dat vraagt om een ontvankelijke en open houding voor nieuwe inzichten en kritische reflectie van buiten. Het Deltaprogramma laat zich daarom bijstaan door een zogeheten Signaalgroep(38). Deze groep meldt relevante ontwikkelingen aan de Deltacommissaris en geeft advies over de betekenis hiervan voor het Deltaprogramma. Dit kunnen ontwikkelingen zijn die ook buiten het primaire domein van het Deltaprogramma liggen en raken aan sociaal-economische omstandigheden of ontwikkelingen in het buitenland. De adviezen zijn openbaar.
Daarnaast ontvangt het Deltaprogramma twee keer per jaar een advies van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL)(39).
Concrete producten
De Deltacommissaris rapporteert elk jaar over de voortgang van het Deltaprogramma en biedt elk jaar een programma met concrete voorstellen aan dat via de minister van IenW naar het kabinet en het Parlement gaat op Prinsjesdag. Zoals aangegeven wordt elke 6 jaar het Deltaprogramma herijkt en bezien of de uitgangspunten onder de aanpak nog valide zijn. Dit is overigens geen wettelijke bepaling maar een gegroeide praktijk.
Het Deltaprogramma is tevens (mede)opdrachtgever van relevante kennisproducten, zoals het al eerdergenoemde kennisprogramma zeespiegelstijging. Ook dit zijn concrete producten die mede het fundament vormen onder het Deltaprogramma.
Deltacongres
Het Deltaprogramma organiseert elk jaar het deltacongres waarop het netwerk elkaar treft, verbindingen worden gelegd en thema’s in tal van workshops worden uitgediept. Daarnaast worden er doorgaans de nodige excursies georganiseerd opdat kennis, beleid en uitvoering allen aan bod komen(40).
NP RES
Organisatie, werkwijze en producten
Bij NP RES gaat het om een initiatief van de gezamenlijke overheden: het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Binnenlandse Zaken (BZK) zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het opzetten, inrichten en uitvoeren van het Nationaal Programma RES.
Bij aanvang in 2019 is de opzet als volgt: het NP RES ondersteunt de regio’s vraaggericht. Deze ondersteuningsbehoefte is opgehaald in de pilotfase (2017-2019) en samengevat in de 5 volgende thema’s:
- proces en organisatie
- ruimtelijke inrichting
- potentie, data en techniek
- systeemefficiëntie
- informatie over de regionale energiestrategie en klimaatakkoord.
De ondersteuning wordt georganiseerd vanuit 3 programmalijnen: kennis en ondersteuning, doelbereik, afstemmen en verbinden.
Inmiddels is NP RES doorontwikkeld tot een werkwijze(41) die op verschillende manieren de 30 RES-regio’s ondersteunt in samenwerking met de partners zelf. NP RES is als het ware een vraagbaak, platform en gereedschapskist ineen. Daarnaast monitort NP RES ook de voortgang van het programma en de resultaten. Daarbij wordt niet getreden in de bestaande taken en bevoegdheden van de betrokken partners. Bij het Deltaprogramma blijven de taken en bevoegdheden van de partners eveneens onaangetast. Wel heeft het Deltaprogramma door zijn wettelijke borging en rapportageplicht aan kabinet en wetgever in combinatie met het Deltafonds een andere positie dan NP RES en kunnen er – mede in relatie tot de adviezen van de deltacommissaris – in potentie consequenties zijn voor de partners.
NP RES presenteert zichzelf als een lerende community en geeft met een programmabureau, liaisons, thematrekkers, contactpersonen per regio-accounts, een communicatieteam en projectondersteuners uitvoering aan de ambities. Daarnaast biedt NP RES de regio’s handreikingen en richtlijnen aan en ondersteunt het de regio’s op praktische wijze bij het opstellen van de RES’en. Dat kan zowel gaan over methodieken, best practices als standaardformaat. NP RES verbindt, jaagt aan en levert kennis en expertise maar laat zoals gezegd de primaire verantwoordelijkheid bij de partners zelf. Ook voorziet NP RES in data en analyse instrumentarium opdat op een vergelijkbare en betrouwbare manier de energiebehoefte en het potentieel voor opwekking in beeld kunnen worden gebracht(42).
Deze werkwijze kent tal van parallellen met de aanpak van het Deltaprogramma: het verbinden en kennis en kaders leveren is ook een belangrijke drager onder de werkwijze van het Deltaprogramma.
NP RES werkt net als het Deltaprogramma met jaarplannen. Waar het Deltaprogramma een keer in de zes jaar een herijking doorvoert werkt NP RES met zogeheten programmaplannen. Het huidige programmaplan heeft een scope van 4 jaar (2022-2025)(43).
Referenties
- Intelligent vooruit struikelen in de tussenruimte: In dit essay baseer ik me op een mix van bronnen en eigen ervaring en waarneming. Het is dus geen wetenschappelijke exercitie die is gebaseerd op uitgebreid empirisch onderzoek. De aangehaalde bronnen zijn – naast onderbouwing – vooral bedoeld als toegangsloket voor wie meer mocht willen weten.
- Een reflectie op NP RES en Deltaprogramma: Bij het schrijven van dit essay is dankbaar gebruik gemaakt van een intern memo dat is geschreven door Martijn Looijer, Staf Deltacommissaris.
- https://www.cpb.nl/de-nederlandse-economie-in-historisch-perspectief-economie.
- Een in mijn ogen fantastische illustratie van de complexiteit en onderlinge afhankelijkheid in onze samenleving en economie is het Toaster Project van Thomas Thwaites. Hij probeert daarin (anno 2010) een broodrooster (winkelprijs < 5 pond) van scratch te bouwen: vanaf het verzamelen van de benodigde grondstoffen, de verwerking hiervan in o.a. in ijzer en plastic, de productie van de benodigde onderdelen en de uiteindelijke assemblage. Het project laat aan de ene kant zien hoe een alledaags product als een broodrooster de uitkomst is van een uiterst complexe en ingewikkelde keten van activiteiten en op het eind voor minder dan 5 pond gekocht kan worden. Aan de andere kant toont het de ‘verborgen’ kosten en de onderlinge afhankelijkheid tussen tal van actoren in dit traject.
- https://www.scp.nl/actueel/nieuws/2021/06/30/scp-hoge-verwachtingen-van-overheid-in-overgangsfase-coronacrisis-daling-politiek-vertrouwen.
- https://www.cpb.nl/sites/default/files/publicaties/download/de-nederlandse-collectieve-uitgaven-historisch-perspectief.pdf
- In de bestuurskunde wordt gesproken over het Archimedisch punt of de Archimedische positie als een vast punt van waaruit de werkelijkheid gekend kan worden en zekere kennis over de wereld mogelijk is.
- https://www.overheidvannu.nl/actueel/artikelen/2019/10/17/wat-nederland-echt-nodig-heeft-meer-tussenruimte
- https://www.dhi.ac.uk/san/waysofbeing/data/communities-murphy-castells-1999b.pdf
- https://duitslandinstituut.nl/artikel/1536/voorvechtster-van-een-menselijke-wereld
- https://web.mit.edu/allanmc/www/foucault1.pdf
- Hij sluit ‘Of other spaces’ af met een prachtige beeldspraak over de noodzaak van beschavingen om te kunnen ‘reizen’: “In civilizations without boats, dreams dry up, espionage takes the place of adventure, and the police take the place of pirates.”
- De afgelopen tijd worden provincies, regio’s en gemeenten door het Rijk aangemoedigd om met elkaar tot een samenhangende regionale investeringsagenda te komen. Deze werkwijze wordt door voormalig minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) Hugo de Jonge in verschillende kamerbrieven onderkend. Het begrip strategische investeringsagenda wordt in het recent uitgebrachte Hoofdlijnenakkoord - hoop, lef en trots genoemd als vehikel om te komen tot een structurele samenwerking met de regio. De RIA-werkwijze kan helpen met het inzichtelijk krijgen van de ruimtelijke keuzevraagstukken, zodat er slim geprogrammeerd en geïnvesteerd kan worden. Met als uiteindelijke doel om ambities, middelen, uitvoeringscapaciteit en realiteit in balans te brengen en ruimtelijke projecten en activiteiten naar tijd en plaats in de regio te prioriteren.
- In dit verband is het ook gepast te verwijzen naar Paul van ’t Hart die in gesprek met Wim Kuijken verwijst naar het model van ‘collaborative governance’ van Ansell en Gash. De Deltacommissaris heeft geen formele beslis- of doorzettingsmacht en is dus afhankelijk van vertrouwen en manouvreerruimte die wordt geboden. Zie: Dienen en beïnvloeden, NSOB, 2018
- De Deltawet zelf is sinds 2012 van kracht, het eerste Deltaprogramma verscheen in 2010
- https://themasites.pbl.nl/o/risico-overstromingen/
- https://www.deltaprogramma.nl/deltaprogramma/kennisontwikkeling-en-signalering/deltascenarios
- https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/klimaatverandering/klimaatbeleid#:~:text=Om%20de%20doelen%20van%20het,geen%20broeikasgassen%20meer%20worden%20uitgestoten
- Zo wordt midden jaren ’70 de commissie Rivierdijken ingesteld en in de jaren ’90 werden twee opeenvolgende commissies Boertien ingesteld. Voor wie meer wil weten over het werk van deze opeenvolgende commissies is de scriptie van Douw Yska een aanrader
- Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPPC) wordt in 1998 opgericht door de Verenigde Naties (VN) en de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO). Het IPCC verzamelt en synthetiseert de meest recente wetenschappelijke kennis over het klimaat
- https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710-1-b1.pdf
- Het advies van Veerman leidt tot de Deltawet (ingevoerd 1 januari 2012). De Deltawet introduceert een aanpassing van de Waterwet, waarmee de wettelijke verankering van – de opdracht van – het Deltaprogramma, het Deltafonds en de figuur van de Deltacommissaris (ipv deltaregisseur) geborgd is. Het Deltaprogramma gaat – vooruitlopend op de wettelijke borging – eerder van start: op 1 februari 2010 (een symbolische datum vanwege de watersnoodramp in 1953) benoemt de regering (op voorstel van de minister van Verkeer en Waterstaat) Wim Kuijken als eerste Deltacommissaris
- https://www.klimaatakkoord.nl/klimaatakkoord
- https://www.klimaatakkoord.nl/organisatie/hoe-het-klimaatakkoord-tot-stand-kwam/sectortafels
- Ik baseer dit niet op uitgebreid empirisch onderzoek, maar op de eigen waarneming en ervaring
- Onder de vlag van Triple AAA is recent een coalitie van banken, ministerie, verzekeraars, beleggers, waterschappen en het Deltaprogramma gestart die zich bekommert om een klimaat- en economisch vitale Delta
- https://www.klimaathelpdesk.org/answers/als-je-de-uitstoot-van-alle-landen-ter-wereld-die-minder-dan-2-van-de-wereldwijde-uitstoot-veroorzaken-bij-elkaar-optelt-op-hoeveel-procent-van-het-wereldwijde-totaal-kom-je-dan/
- https://en.wikipedia.org/wiki/Obligatory_passage_point#:~:text=Obligatory%20passage%20points%20allow%20for,global%20network%20of%20involved%20actors
- Zie voor een nadere toelichting en ingang https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/feyenoord-city-leert-ons-het-belang-van-lerende-gebiedsontwikkeling/ en het achterliggende rapport
- https://www.deltaprogramma.nl/deltaprogramma/deltafonds
- https://www.deltaprogramma.nl/deltaprogramma/kennisontwikkeling-en-signalering
- https://www.rli.nl/sites/default/files/Rli%202024-02%20Klimaatadaptatie%20eindversie.pdf
- https://www.knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/kantelend-ijs-op-groenland-en-antarctica
- https://www.knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/is-het-mogelijk-dat-de-golfstroom-plotseling-sterk-verzwakt
- Twee regio’s kennen (naast de drie thematische) eveneens een eigen deltabeslissing: Rijn-Maasdelta en IJsselmeergebied
- https://www.deltaprogramma.nl/gebieden
- Daarnaast zijn er deelprogramma’s met een eigen bestuurlijke overlegtafel en programmateam, wordt de ruimtelijke adaptatie opgepakt in 25 zogeheten werkregio’s en zijn er 6 zoetwaterregio’s. Voor meer informatie zie www.deltaprogramma.nl
- https://www.deltaprogramma.nl/deltaprogramma/kennisontwikkeling-en-signalering/signaalgroep
- Het OFL is een onafhankelijk adviesorgaan dat twee keer per jaar het Deltaprogramma en de Deltacommissaris van advies voorziet. In het OFL zijn de diverse maatschappelijke belangen vertegenwoordigd die raken aan de missie van het Deltaprogramma. In februari 2024 telde het OFL 63 leden
- Ook het NP RES organiseert jaarlijks een nationaal congres waarop net als bij het deltacongres de ontmoeting, de verbinding en inhoudelijke verdieping centraal staan.
- https://www.regionale-energiestrategie.nl/werkwijze/default.aspx
- Het NP RES kent een ‘intranet’ dat niet voor iedereen toegankelijk is; professionals worden op aanvraag toegelaten en elkaar kunnen treffen om kennis te delen, op te halen en te wisselen. Het Deltaprogramma kent zo’n digitale ontmoetingsplaats tot op heden niet al zijn er natuurlijk tal van momenten waarop de betrokken elkaar (kunnen) treffen.
- De belangrijkste producten en resultaten van het NP RES zijn allereerst de Regionale Energie Strategieën zelf, de zogeheten RES-en. Momenteel zijn er 2 generaties RES-en opgeleverd waarin elke regio aangeeft hoe ze hun energiehuishouding willen verduurzamen.