Romy Dekker - Verantwoord digitaliseren voor de regionale energiestrategie
Digitalisering kan de regionale energietransitie ondersteunen, maar vereist zorgvuldige afwegingen en bescherming van publieke belangen. Verantwoord gebruik van technologie kan met nadruk op drie aandachtspunten: samenwerking, risicovermindering en het waarborgen van democratische betrokkenheid.
Over de auteurs
Romy Dekker bestudeert als senior onderzoeker de maatschappelijke impact van wetenschap, technologie en innovatie. Haar focus ligt op de relatie tussen duurzaamheid, democratie en digitalisering. Kyra Delsing bestudeert als onderzoeker de maatschappelijke impact van wetenschap, technologie en innovatie. Haar focus ligt op onderzoek naar de ontwikkeling van verantwoorde technologie, wetenschap en innovatie voor een duurzame samenleving en specifiek wat voor kennisecosysteem hiervoor nodig is. Rinie van Est is expert op het gebied van technology assessment (TA), governance en publieksparticipatie en heeft gewerkt aan vele opkomende technologieën: van robotica en synthetische biologie tot internet of things en beheermethoden voor radioactief afval. Als onderzoekscoördinator bij het Rathenau Instituut werkt hij samen met Romy en Kyra.
Introductie
In de energietransitie geldt: geen duurzaam energiesysteem zonder digitalisering. Daarom spreekt de Europese Unie van een ‘twin transition’ (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 2024; Muench et al., 2022). Hierbij gaat het enerzijds om verduurzaming door digitalisering, zoals in de energie-, mobiliteits- en agro-sector. Anderzijds gaat het om verduurzaming van digitalisering, zoals door efficiëntere chips en het verlengen van de levenscyclus van hardware.
Sinds 2019 maken dertig Nederlandse regio’s regionale energiestrategieën (RES), met onder andere plannen voor zonne- en windenergie. Bij de uitvoering daarvan ervaren vele regio’s dezelfde uitdagingen: het inpassen van de energieplannen in de ruimte blijkt lastig en de druk op het elektriciteitsnet leidt tot nieuwe knelpunten (Planbureau voor de Leefomgeving, 2023). In de energietransitie komen dus ten minste drie domeinen samen: energie, digitalisering én ruimtelijke ordening.
In dit essay bespreken we de rol van digitalisering in de regionale energietransitie (1). We kijken naar de kansen, barrières en risico’s, en trekken lessen voor verantwoord gebruik van digitalisering. We concluderen dat digitale technologie kan helpen bij ruimtelijke planning en noodzakelijk is om decentraal vraag en aanbod slim af te stemmen binnen de beperkt beschikbare netcapaciteit. We adviseren decentrale overheden, netbeheerders en bedrijven om domein-overschrijdend samen te werken, te investeren in kennis, en publieke waarden zoals privacy, veiligheid en gelijkheid te beschermen.
Digitalisering binnen de regionale energietransitie
Digitalisering verandert hoe we werken, leven, reizen en communiceren. Dit heeft positieve, maar ook negatieve gevolgen voor de samenleving. Toch overkomt het ons niet zomaar; digitalisering is het gevolg van menselijke keuzes. Neem bijvoorbeeld de slimme meter: we bepalen wat deze meet en hoe de data wordt gebruikt. Daarom is het belangrijk om goed na te denken over het doel van digitalisering. In deze paragraaf bespreken we de grootste problemen waar gemeenten, provincies, waterschappen, bedrijven en burgers in de regionale energietransitie mee te maken hebben. Daarna kijken we hoe digitale technologie daarbij kan helpen om zo het publieke belang te dienen.
De rol van digitalisering in de ruimtelijke energiepuzzel
Productie, transport en opslag van duurzame energie vraagt om ruimte in of nabij de directe leefomgeving van mensen (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2024b). Ook zijn er bijvoorbeeld laadstations en warmtepompen nodig. Al dit soort aanpassingen vragen om schaarse ruimte. De helft van de regio’s loopt in de uitvoering van de regionale energiestrategieën tegen deze ingewikkelde ruimtelijke puzzel aan (Planbureau voor de Leefomgeving, 2023). Zo vallen in verschillende regio's zoekgebieden voor windenergie af door competitie met andere ruimtelijke plannen en een gebrek aan draagvlak (Bos, 2022; Planbureau voor de Leefomgeving, 2023).
Een belangrijke manier om om te gaan met de beperkte ruimte in Nederland is multifunctioneel ruimtegebruik. Denk aan het combineren van laadpalen voor auto’s met zonnepanelen op een parkeerplaats. Door de drukte op het elektriciteitsnet ontstaat echter een extra uitdaging: ruimtelijke projecten zoals woningbouw en mobiliteit kunnen niet overal de gewenste aansluiting krijgen. Daarom is het bij ruimtelijke plannen essentieel om inzicht te hebben in de capaciteit van het lokale energiesysteem.
Het energiesysteem moet dus beter in samenhang worden afgestemd met andere ruimtelijke opgaven, en vice versa (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2022, 2024b). De Omgevingswet en instrumenten zoals de omgevingsvisie, het omgevingsprogramma en omgevingsplannen, evenals de Meerjarenprogramma’s Infrastructuur Energie en Klimaat, vormen hierbij belangrijke juridische en beleidsmatige kaders (zie o.a. Karens, 2024). Hierdoor kunnen gemeenten duurzame doelen voor een gebied centraal stellen en bijvoorbeeld de inzet van warmtepompen of warmte-koudeopslag beter afstemmen op aspecten zoals geluidshinder en bodemkwaliteit.
In de praktijk betekent dit dat sectoren die eerder weinig met elkaar te maken hadden, nu afhankelijk van elkaar zijn en dus samen moeten werken. Dit is makkelijker gezegd dan gedaan. Professionals en beleidsmakers uit verschillende sectoren hebben vaak hun eigen manier van werken en hun eigen taal. Voor een goede samenwerking is het belangrijk dat ze eerst elkaars werkwijzen begrijpen. Daarna kunnen ze een gezamenlijke taal en manier van werken ontwikkelen. In dit gesprek moeten niet regels en normen centraal staan, maar inspiratie en inhoudelijke uitdagingen. De vraag is niet simpelweg waar een transformatorhuisje moet komen, maar hoe men in een gemeente, provincie of regio wil leven, welke energieoplossingen daarvoor nodig zijn, en of en hoe dat kan worden gerealiseerd.
Digitale informatieproducten als kaarten, dashboards en digitale tweelingen (een soort virtuele kopieën van een fysiek object of product) kunnen bijdragen aan zo’n meer integrale besluitvorming over de leefomgeving. Pas wanneer je een plan in de ruimte gaat inpassen en visualiseren blijkt namelijk waar de knelpunten zitten (Stellinga & Noort, 2024). Deze tools kunnen de effecten van veranderingen berekenen en zo beslissingen ondersteunen of onderbouwen. Ook helpen ze om bestuurders en burgers meer te betrekken bij ruimtelijke vraagstukken, doordat visualisaties het onderwerp tastbaarder maken.
Digitale informatieproducten maken gebruik van de toenemende hoeveelheid, beschikbaarheid en kwaliteit van (real-time) omgevingsdata (Scholtenhuis et al., 2020). De Meerjarenvisie Zicht op Nederland en de Voorontwerpnota Ruimte zetten in op een doorontwikkeling van de infrastructuur die nodig is om deze data te analyseren en visualiseren (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2024a, 2024b). Een voorbeeld van een simulatietool is de ‘Digital Twin’ van de energieregio Drechtsteden. Die regio zet deze tool in om het huidige energiesysteem en toekomstige scenario’s voor een lokaal energiesysteem te modelleren en hierover in de regio het gesprek te voeren (2).
De belofte van digitalisering voor een meer decentraal energiesysteem
Naast de ruimtelijke puzzel, zorgt de krapte op het elektriciteitsnet voor knelpunten in het realiseren van de regionale energietransitie. Belangrijke beleidsdoelen zoals betrouwbaarheid, betaalbaarheid en duurzaamheid staan hierdoor onder druk. Zo kunnen hernieuwbare energieprojecten, maar ook plannen voor verduurzaming van bedrijven vaak niet de gewenste aansluiting krijgen. Het elektriciteitsnet is namelijk onvoldoende voorbereid op de groei van hernieuwbare decentrale opwek en de toenemende vraag naar elektriciteit (Rathenau Instituut, 2022). Het kabinet wil mede hierom meer samenhangend kijken naar alle onderdelen van het energiesysteem, zoals energieproductie, -import, -transport, -conversie, -opslag en -gebruik (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 2023b).
Zo’n toekomstig, duurzaam energiesysteem is zowel centraal als decentraal. Hiermee bedoelt het kabinet dat een groot deel van de energie nog steeds centraal op zee of land zal worden opgewekt en naar het land getransporteerd (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 2023b). Tegelijkertijd zal een deel lokaal worden opgewekt. Door deze lokale opwek slim te koppelen aan lokaal gebruik, kan het centrale systeem ontlast worden. Hierbij geldt: decentraal wat kan, centraal wat moet. De huidige sturingsinstrumenten en investeringen zijn echter nog te veel gericht op een gecentraliseerd systeem en stimuleren decentrale energiesystemen onvoldoende. Het is belangrijk dat dit verandert.
Het lokaal, in real-time afstemmen van duurzame productie, opslag en consumptie lukt alleen met behulp van digitale technologie en data (Rathenau Instituut, 2022). Sensoren, slimme meters en andere ‘slimme’ apparaten, zoals omvormers van zonnepanelen, warmtepompen, laadpalen en elektrische auto’s, genereren namelijk verschillende soorten gegevens over de vraag naar en het aanbod van stroom. Met behulp van energiemanagementsystemen kunnen ze gebruikt worden om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen, binnen de beschikbare netcapaciteit.
Daarom wil het kabinet, naast de ontwikkeling van het centrale energiesysteem, ook inzetten op slimme decentrale systemen, zoals energiehubs (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 2023b). Dit is een verzamelnaam voor verschillende lokale initiatieven die vraag en aanbod slimmer met elkaar verbinden, zoals in woonwijken, bedrijventerreinen, mobiliteit en bij grote energiegebruikers (Topsector Energie, 2024). Binnen energiehubs gebeurt dit met behulp van digitale technologie, zodat de bedrijven en huishoudens die hier onderdeel van zijn slimmer gebruik kunnen maken van de beschikbare netcapaciteit, waardoor bijvoorbeeld hun bedrijfsprocessen kunnen blijven draaien (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 2023b). Naast het verminderen van de netbelasting kiezen bedrijven en huishoudens ook voor slimme aansturingssystemen omdat ze hiermee meer zeggenschap houden over hun eigen energievoorziening (3).
In Nederland zouden ongeveer 1.200 energiehubs kunnen worden gevormd, die samen de piekbelasting met 3,2 gigawatt kunnen terugbrengen en de CO2-uitstoot met 1,5 tot 3,7 miljoen ton per jaar kunnen verminderen (Royal HaskoningDHV, 2024). 3,2 gigawatt is 6% van het totale productievermogen elektriciteit in Nederland (naar boven afgerond). Dit staat gelijk aan een regelvermogen van twee van de grootste elektriciteitscentrales in Nederland. Naast de voordelen voor het elektriciteitsnet, kunnen energiehubs ook helpen bij het oplossen van ruimtelijke uitdagingen. Ze verkleinen de ruimte die nodig is voor energie-infrastructuur door energie te besparen en netverzwaring te voorkomen en stimuleren het gebruik van alternatieve energiedragers, zoals groen gas en waterstof.
De belofte van digitalisering voor een rechtvaardige regionale energietransitie
Digitale technologieën kunnen de regionale energietransitie dus ondersteunen. Maar misschien nog belangrijker; ze hebben de potentie om die transitie eerlijker en rechtvaardiger te maken. Ze maken het namelijk mogelijk dat organisaties en huishoudens meer regie, zeggenschap en inspraak kunnen krijgen over hun eigen energiegebruik en ontwikkelingen in hun omgeving. Maar dit gebeurt niet vanzelf, en vraagt aandacht voor het verantwoord ontwikkelen en gebruiken van technologie. In de volgende paragraaf leggen we namelijk uit dat het benutten van digitale technologie niet gemakkelijk is en ook nadelen kan hebben. Zo laten ervaringen in andere sectoren zien dat digitalisering publieke waarden onder druk kan zetten, zoals door de zeggenschap van mensen juist te verminderen en machtsongelijkheid te vergroten (bijv. Rathenau Instituut, 2018).
Kansen, barrières en risico’s van digitalisering
Veel provincies, gemeenten, bedrijven, projectontwikkelaars en burgers zijn voortvarend aan de slag gegaan met het verduurzamen van de energievoorziening in de regio. Als gevolg hiervan nemen de experimenten met digitale tools en energiehubs toe. Door middel van digitalisering hopen initiatiefnemers inzicht te krijgen in de situatie in een gebied, zoals welke infrastructuur er ligt, welke energiecapaciteit er beschikbaar is, wat de verbruiksprofielen zijn en wat mogelijkheden zijn voor de toekomst. Zo kunnen ze betere plannen maken om vraag, opslag en aanbod van energie ruimtelijk in te passen en deze lokaal beter op elkaar af te stemmen.
De belofte van data en digitale technologie voor het mogelijk maken van een duurzaam, meer decentraal energiesysteem is dus groot. Tegelijkertijd lopen initiatiefnemers in de praktijk tegen tal van barrières op, zoals op het gebied van de beschikbaarheid en kwaliteit van data en de kennis en vaardigheden die nodig zijn om ze te benutten. Ook verandert door het gebruik van digitale technologie en data de manier van werken en organiseren in het energiesysteem. Hierdoor kunnen er nieuwe problemen ontstaan die botsen met publieke waarden als (cyber)veiligheid, privacy en een gelijke verdeling van lusten en lasten.
Een belangrijke uitdaging bij het gebruik van digitale technologie in de regionale energietransitie is: hoe kunnen we de kansen van digitalisering benutten voor een decentraal en duurzaam energiesysteem, terwijl we de risico’s ervan beperken? Dit vereist in de eerste plaats een realistisch beeld van de kansen, barrières en risico's. Die bespreken we aan de hand van twee processen die essentieel zijn voor het realiseren van een duurzaam, meer decentraal energiesysteem: ruimtelijke inpassing en lokale afstemming van vraag en aanbod.
Betere ruimtelijke inpassing door digitale technologie en data
De energietransitie confronteert overheden, netbeheerders, bedrijven en bewoners met een grote ruimtelijke uitdaging. Data en digitale technologie kunnen bijdragen aan het voeren van een gesprek hierover en het maken van betere, integrale plannen. Tegelijkertijd kennen digitale informatieproducten en tools ook beperkingen (zie ook: Rathenau Instituut, 2024).
Voor een goede ruimtelijke inpassing van de energietransitie is namelijk in de eerste plaats meer samenwerking over grenzen van sectoren nodig. Voor decentrale overheden, netbeheerders en energieprofessionals vraagt dit om een andere manier van werken dan zij nu gewend zijn. Bijvoorbeeld door een gezamenlijke visie op het gebied centraal te stellen, in plaats van de afzonderlijke doelstellingen. Data en digitale technologie bieden hier geen alternatieve oplossing voor. Het is belangrijk dat de samenwerkingen starten vanuit de vraag: hoe willen we in dit gebied de komende decennia samenleven? En daarna pas over: welke natuur-, energie-, woon- en mobiliteitsbehoeftes horen daarbij? En past dit in dit gebied? Deze open vragen verbreden het gesprek, inspireren en nodigen diverse partijen, waaronder inwoners, meer uit samen te werken en tot integrale afwegingen te komen.
Data en digitale technologie kunnen een rol spelen in dit gesprek door informatie samen te brengen en te visualiseren, zoals de ‘digital twin’ in de Drechtsteden. Maar uiteindelijk, zo leert ook het gebruik daar, is er vooral behoefte aan maatschappelijke en politieke keuzes. Dit kan gaan om de beslissing van de gemeenschap om ruimte te maken voor windmolens. Zo’n besluit kan niet worden uitbesteed aan de technologie. Digitale kaarten en simulaties kunnen dus wel helpen bij het in kaart brengen van waar het ruimtelijk gaat knellen en te verbeelden wat wel mogelijk is. Digitale kaarten kunnen zo een hulpmiddel zijn bij een breder maatschappelijk gesprek over ruimtegebruik in Nederland.
Om ervoor te zorgen dat digitale informatieproducten het brede gesprek over ruimtelijke inpassing ondersteunen moet ook data gedeeld worden over de grenzen van domeinen. Dit gebeurt nog weinig, waardoor de gesprekken die op basis van die informatieproducten worden gevoerd, beperkt bijdragen aan het maken van meer integrale afwegingen. Bedrijven, gemeenten en provincies lopen bovendien in de praktijk vaak vast omdat de benodigde data onvoldoende op orde zijn en er geen heldere randvoorwaarden zijn voor de uitwisseling en het gebruik van data. Zo zijn gedigitaliseerde tekeningen van infrastructuur vaak nog onvoldoende nauwkeurig en hierdoor beperkt bruikbaar (Scholtenhuis et al., 2020).
Daarom is een belangrijke eerste stap voor een gemeente of bedrijf, die aan de slag wil met data en digitale technologie in de regionale energietransitie, het in kaart brengen van welke data al aanwezig is en deze zo te verwerken dat combineren en uitwisselen mogelijk wordt. Om dit te bevorderen werkt NP RES aan een gemeenschappelijke taal voor het delen van data voor de regionale energietransities. En werken vijf partijen – Centraal Bureau voor de Statistiek, Kadaster, Planbureau voor de Leefomgeving, Rijkswaterstaat en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland – samen in VIVET aan de verbetering van de informatievoorziening voor de energietransitie. En Geonovum ontwikkelt een nationaal stelsel voor digitale tweelingen zodat ontsluiten van data en het gebruik ervan makkelijker wordt (Geonovum, 2024). Decentrale overheden, bedrijven en bewoners kunnen profiteren van dit soort initiatieven, maar het blijft een grote verzameling aan platformen en aanbieders waar ze hun weg in moeten vinden.
Ook als de data op orde is, blijkt een gemeente, projectontwikkelaar, energiecoöperatie of geïnteresseerde burger, er niet altijd mee te kunnen werken. Het gaat soms om een grote diversiteit aan data die niet voor iedereen gemakkelijk te begrijpen zijn. Daarom werken technologieontwikkelaars en aanbieders van diensten eraan om de eindgebruiker meer centraal te stellen, bijvoorbeeld door de toegankelijkheid en het gebruiksgemak van tools te verbeteren. Maar dit is nog niet de standaard. Bovendien zou het gebruik van digitale technologie en data in de ruimtelijke ordening moeten bijdragen aan participatie en democratische legitimatie van keuzes over de ruimtelijke ordening (Kloppenburg et al., 2022). Maar zolang deze tools niet voor iedereen toegankelijk of begrijpelijk zijn, is dit een loze belofte, en bestaat zelfs het risico dat het gebruik ervan bepaalde groepen uitsluit.
Er zijn ook andere risico’s bij het gebruik van data en digitale technologie voor de ruimtelijke inpassing van de energietransitie (zie ook: Rathenau Instituut, 2024). Zo kan dit de besluitvorming minder transparant maken wanneer het niet duidelijk is welke aannames en keuzes er in digitale modellen en algoritmes worden gemaakt. Digitale technologieën vertalen de complexe wereld naar cijfers en gegevens, maar het verzamelen en verwerken van data hangt af van menselijke keuzes (Kloppenburg et al., 2022). Voor besluitvorming is het belangrijk dat het duidelijk is wie de variabelen kiest, welke aannames worden gemaakt en wat wordt getoond of weggelaten. Deze keuzes beïnvloeden de informatie waarop besluiten zijn gebaseerd en moeten daarom ter discussie gesteld kunnen worden.
Een te grote focus op digitale data en modellen kan er bovendien toe leiden dat aspecten die minder goed te meten zijn uit het oog worden verloren of een minder grote rol spelen binnen de besluitvorming. Hierdoor kan het integrale aspect van ruimtelijke ontwikkeling verloren gaan. Ruimtelijke ordening omvat veel diverse doelen. Een van de belangrijkste doelen op dit moment is ‘ruimtelijke kwaliteit’, bestaande uit gebruikswaarde (functioneel en praktisch), belevingswaarde (fijne, herkenbare plekken) en toekomstwaarde (duurzaam en aanpasbaar) (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, 2022). Veel van deze aspecten zijn echter niet te vatten in data. Bovendien maken de complexe vragen in de ruimtelijke ordening het lastig om de vele verschillende doelen met elkaar in overeenstemming te brengen. Meer of betere data gaan die verschillen niet oplossen (Apeldoorn et al., 2023).
Digitale kaarten met meetgegevens of andere data zijn op zichzelf nog geen antwoorden. De data moet geïnterpreteerd worden. In de klimaatonderlegger van de provincie Zuid-Holland hebben experts de vertaalslag gemaakt van klimaatdata naar een inschatting van de geschiktheid van gebieden voor bepaalde functies, zoals woningbouw of landbouw (Rathenau Instituut, 2024). Die experts maken hierbij gebruik van specifieke kennis en expertise, maar die is niet altijd beschikbaar of eenduidig. Bovendien worden hierbij wederom aannames gedaan en keuzes gemaakt (Defacto stedenbouw, 2023). Ook die interpretatieslag dient dus transparant ten zijn en ter discussie kunnen worden gesteld.
Gemeenten en bedrijven kunnen van allerlei soorten digitale technologie en diensten gebruik maken. Om zich te laten ontzorgen werken gemeenten en provincies bijvoorbeeld samen met aanbieders van digitale diensten, zoals Esri: een softwarebedrijf dat gespecialiseerd is in geodata. Hiermee lopen decentrale overheden het risico op een vendor lock-in. Dat is een situatie waarin een klant sterk afhankelijk is van één leverancier voor het ontvangen van een product of dienst, omdat overstappen naar een ander bedrijf hoge kosten meebrengt. Daarbij zijn vaak niet de overheden, maar de bedrijven die deze diensten leveren, eigenaar van de data. De gemeente of provincie verliest in zo’n situatie de controle over de informatie. Door te kiezen voor open standaarden kan zo’n vendor lock-in voorkomen en kosten gereduceerd worden (Geonovum, n.d.).
Geonovum ontwikkelde tien principes voor het ontwerpen en gebruiken van digitale informatieproducten in de ruimtelijke ordening (Zie: Geonovum, n.d.). Zo'n tool moet bijvoorbeeld open en transparant zijn, inclusief en toegankelijk, robuust en veilig en onder controle en toezicht van mensen staan. Digitale producten kunnen namelijk veel data bevatten die privacy- en cybergevoelig zijn. Het is belangrijk dat zulke gevoelige gegevens alleen worden gedeeld als daar expliciete toestemming voor is gegeven. De tien principes helpen decentrale overheden, bedrijven en andere geïnteresseerden dus bij het verantwoord gebruik van digitale informatieproducten in de leefomgeving.
Data en digitale technologie voor een lokaal energiesysteem
In een meer decentraal energiesysteem moeten productie, verbruik en opslag van energie goed ruimtelijk worden ingepast, en lokaal goed op elkaar worden afgestemd. Hierdoor hoeft niet alle energie het overbelaste elektriciteitsnet op, en kan energie en ruimte worden bespaard. Gemeentes, bedrijven, energiecoöperaties en huishoudens krijgen zo bovendien meer zeggenschap over hun energiegebruik. De aandacht voor energiehubs laat zien dat deze partijen hier nu al werk van maken (Topsector Energie en RVO, 2024). Het is belangrijk om te beseffen dat zo’n decentraal energiesysteem niet zonder digitale technologie en data kan, omdat real-time vraag en aanbod op elkaar moeten worden afgestemd.
Tegelijkertijd is het benutten van de kansen van digitalisering voor een meer decentraal energiesysteem niet alleen een technische zaak. Zo moeten er in een energiehub goede afspraken worden gemaakt over hoe het digitale energiemanagementsysteem vraag en aanbod regelt en hoe de opbrengsten en kosten worden verdeeld. Dit stelt betrokkenen voor vragen als: hoe verdeel je gedurende een dag de beschikbare netcapaciteit? Wat gebeurt er als partijen in de toekomst meer capaciteit willen gebruiken vanwege groei? Is dat nog mogelijk, of blijft de oude afspraak gelden? Het maken van afspraken hierover blijft mensenwerk.
Dat geldt ook voor het optuigen van de wet- en regelgeving die nodig is om een energiemanagementsysteem zo te laten werken dat het lokale en publieke belangen dient. Hier gaat het bijvoorbeeld over regels of gewenste prijsmechanismen, die moeten voorkomen dat thuisbatterijen massaal stroom afnemen als er een tekort dreigt, of terugleveren als er al een overschot op het net is. Dat kan lokaal, maar ook centraal problemen veroorzaken.
Daarnaast zijn er in de praktijk allerlei barrières waar partijen tegenaanlopen bij het gebruik van digitale technologie en data in lokale energiesystemen. Zo is energiegebruik bij veel gemeentes, bedrijven en huishoudens nauwelijks een punt van aandacht geweest. Laat staan het gebruik van digitale technologie om slimmer de energiehuishouding te regelen. Daarom is de benodigde kennis en expertise daarover vaak niet aanwezig. Dit begint nu langzaamaan te veranderen. Het bewustzijn groeit doordat het krijgen van een (grotere) aansluiting op het elektriciteitsnet niet langer vanzelfsprekend is en projecten vertraging oplopen. Diverse partijen zijn daarom hun energieverbruik en besparings- en flexibiliteitspotentieel in kaart aan het brengen, onder het motto: meten is weten.
Dit is niet altijd gemakkelijk. De benodigde data is soms niet beschikbaar of van goede kwaliteit. Vragers naar energiedata vinden het bovendien lastig om hun weg te vinden door de vele energiedata-loketten, zoals het nationaal energiedashboard dat gegevens bevat over de perioden waarop de meeste duurzame stroom wordt opgewekt, het MFFBAS waar partijen terecht kunnen voor onder andere verbruiksdata en VIVET, voor energiedata over de gebouwde omgeving.
Met de nieuwe Energiewet wil het kabinet energiedata die essentieel zijn voor het beheer van het energienet beter beschikbaar stellen en energiedelen eenvoudiger maken (Tweede Kamer, 2024). Dit is een goede ontwikkeling, alleen vallen belangrijke energiedata voor de energietransitie op decentraal niveau, zoals die achter de voordeur van bedrijven en huishoudens wordt gegenereerd, daar niet onder. Met als gevolg dat de regels omtrent beschikbaarheid, energiedelen, kwaliteit en veiligheid daarvoor niet gelden (Rathenau Instituut, 2022).
Om slim vraag en aanbod op elkaar af te stemmen is het belangrijk dat apparatuur, zoals warmtepompen en elektrische auto’s, met datacommunicatiesoftware kan ‘praten’ en interacteren, oftewel dat ze interoperabel zijn. Lang niet altijd is dit het geval, wat soms tot kostbare aanpassingen leidt. Bovendien maakt dit het risico op de eerdergenoemde vendor lock-in, waarbij een gemeente of energiecoöperatie bijvoorbeeld afhankelijk is van één dienstenaanbieder, groter. (Open) standaarden kunnen dit voorkomen en interoperabiliteit bevorderen. Daarom staat dit punt hoog op de agenda van het Europese actieplan ten behoeve van de digitalisering van de energiesector (Europese Commissie, 2022). Het blijft echter de vraag wie die standaarden moet ontwikkelen. Ook stellen experts dat voorkomen dient te worden dat standaarden innovatie belemmeren (Rathenau Instituut, 2022).
Wanneer het energiesysteem meer afhankelijk wordt van data en digitale technologie brengt dit ook veiligheidsrisico’s mee. In 2023 uitte de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) zijn zorgen over de veiligheid van veel zonnepaneelomvormers (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 2023a). Deze systemen zijn vatbaar voor hacking, waardoor ze kunnen worden in- en uitgeschakeld bij cyber-aanvallen. Zo’n hack kan grote economische, fysieke en maatschappelijke schade veroorzaken (Secura, 2024). Toch zijn nog veel marktpartijen, gemeenten, bedrijven, coöperaties en burgers niet voldoende alert op cyberveiligheid bij de aanschaf van digitale apparaten en systemen. Waardoor dus niet alleen hun eigen energievoorziening kwetsbaar wordt, maar ook die van de rest van de samenleving (Rathenau Instituut, 2022).
Slimme apparaten, zoals thermostaten, batterijen of elektrische auto’s, verzamelen continu gegevens over het gedrag van hun eigenaren. Dit brengt risico's voor de privacy van gebruikers met zich mee. Om in het ontwerp van de technologie rekening te houden met deze risico's, kan bijvoorbeeld gekozen worden voor privacy by design en dataminimalisatie (Rathenau Instituut, 2022). Dit betekent dat er zo min mogelijk data wordt geproduceerd en verwerkt, zonder dat belangrijke functionaliteiten verloren gaan (Waag, 2023).
Daarnaast is het belangrijk te voorkomen dat door het gebruik van slimme software en algoritmes de zeggenschap over de lokale energievoorziening juist vermindert. Dit kan gebeuren als het niet duidelijk is hoe een systeem werkt en waarom bepaalde keuzes worden gemaakt. Uit pilotprojecten blijkt bovendien dat een gebrek aan inzicht in energiemanagementsystemen bij eindgebruikers een negatieve invloed heeft op de bereidheid om deel te nemen aan slimme energieprojecten (Milchram et al., 2020). Ook moet worden voorkomen dat burgers die niet de middelen hebben om te investeren in elektrische auto’s, warmtepompen of thuisbatterijen, worden buitengesloten van slimme energieprojecten. Er is namelijk een risico op toegangsongelijkheid tussen burgers die wel en burgers die niet kunnen investeren (Kloppenburg & Boekelo, 2019).
Het is belangrijk dat digitale technologie op een verantwoorde manier wordt gebruikt (Rathenau Instituut, 2022). Om te voorkomen dat elk nieuwe initiatief opnieuw het wiel uitvindt, vooral op het gebied van (open) standaarden en energiemanagementsystemen, werken onder andere de Topsector Energie en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aan verschillende hulpmiddelen. Voorbeelden hiervan zijn de routekaart Energiehubs en de Handreiking open source energy hubs (RVO, 2024; Topsector Energie en RVO, 2024). Het verandernetwerk de Club van Wageningen heeft ontwerpprincipes ontwikkeld om ervoor te zorgen dat digitale technologie bijdraagt aan een decentraal, duurzaam energiesysteem dat eerlijk, betaalbaar en democratisch is (Club van Wageningen, 2023). Ze benadrukken het belang van privacy, veiligheid, open standaarden en het houden van data dicht bij de bron. Ook wijzen ze op het belang van de duurzaamheid van het digitale systeem.
Een handreiking voor verantwoord digitaliseren in de regionale energietransitie
Bij de uitvoering van de regionale energietransitie ervaren veel regio’s moeilijkheden door de complexe ruimtelijke puzzel en de drukte op het elektriciteitsnet. Digitalisering is nodig om bij een meer decentraal energiesysteem vraag en aanbod naar energie slim op elkaar af te stemmen. Digitale technologie kan ook bijdragen aan de ruimtelijke inpassing van de energietransitie. In beide gevallen kunnen risico’s ontstaan, zoals op het gebied van transparantie, privacy, veiligheid en zeggenschap. Digitale technologie dient dus op een verantwoorde manier ingezet te worden. We sluiten dit essay af met drie handvatten voor burgers, bedrijven en decentrale overheden die digitale technologie en data verantwoord in willen zetten voor de regionale energietransitie (zie ook: (Rathenau Instituut, 2018, 2022, 2024).
1. Verhelder kansen digitalisering vanuit het publieke belang
Digitale technologie kan een belangrijke rol spelen in het realiseren van een decentraal, duurzaam energiesysteem. Het is echter belangrijk dat decentrale overheden, netbeheerders, bedrijven en burgers eerst duidelijk vaststellen of en waarom digitalisering nodig is in hun situatie.
Verantwoorde digitalisering betekent dat het gebruik ervan bijdraagt aan het publieke belang. Bij het digitaal aansturen van een meer decentraal energiesysteem, of het gebruik van digitale tools voor ruimtelijke planning, is het belangrijk dat ze de betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid van het energiesysteem bevorderen, en tegelijkertijd bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit in een gebied.
Als het publieke belang onder druk komt te staan, en de verdeling van lusten en lasten als onrechtvaardig wordt gezien, kan dit het maatschappelijk draagvlak voor de regionale energietransitie aantasten. Daarom vraagt verantwoord digitaliseren om een continue democratisch debat over het doel van digitalisering. Decentrale overheden spelen daarbij een belangrijke rol, maar ook burgers.
Daarnaast is een realistisch beeld van de kansen van digitalisering belangrijk. Het aansturen van een decentraal energiesysteem, en ruimtelijke planning vergen immers altijd menselijke, politieke keuzes, die niet aan de technologie mogen worden uitbesteed.
2. Verminder barrières en risico’s
Om digitale technologie verantwoord te gebruiken, moet er ook aandacht zijn voor de barrières en risico’s. Zo noemen we enkele barrières die voor beide processen gelden: een gebrek aan kennis en expertise en problemen met de beschikbaarheid en bruikbaarheid van data. Het is dus belangrijk dat decentrale overheden, bedrijven, netbeheerders en inwoners investeren in deze kennis en expertise en aan de slag gaan met de beschikbaarheid en kwaliteit van data.
Ook zien we diverse vergelijkbare risico’s, zoals voor publieke waarden als transparantie, privacy, veiligheid en zeggenschap. Er zijn inmiddels diverse initiatieven waarin principes zijn ontwikkeld voor verantwoord digitaliseren, die hiervoor als startpunt kunnen worden gebruikt. Geonovum ontwikkelde principes voor de ontwikkeling en het gebruik van digitale tools in ruimtelijke ordening en de Club van Wageningen voor digitalisering in een decentraal energiesysteem. Deze initiatieven helpen om stapsgewijs aan de slag te gaan en om dit samen met de eindgebruiker te doen, of dit nu een gemeente, bedrijf of wijkbewoner is.
3. Van experimenteren naar doen en samen leren
In tegenstelling tot andere domeinen is het gebruik van digitale technologie en data in het energiedomein nog relatief nieuw. Dit betekent dat er nog veel geëxperimenteerd en geleerd moet worden. Dat geldt voor decentrale overheden en netbeheerders, maar ook voor bedrijven en burgers. Tegelijkertijd staat de energietransitie onder een hoge tijdsdruk en de uitdagingen als netcongestie en schaarse ruimte spelen nu.
Het is dus belangrijk dat niet iedereen opnieuw het wiel gaat uitvinden en dat er nu stappen worden gemaakt. Dit kan door kennisdeling en samen te leren, ook over de grenzen van domeinen heen. Decentrale overheden kunnen hierin een belangrijke organiserende rol spelen, maar ook organisaties als het ministerie voor Klimaat en Groene Groei, NPRES, Topsector Energie en RVO.
Digitalisering vindt tenslotte in alle sectoren van de samenleving plaats, waarbij sommige, zoals logistiek en mobiliteit, al verder gevorderd zijn, zoals op het gebied van open standaarden en cybersecurity. Dit biedt de mogelijkheid om waardevolle lessen te trekken uit hun ervaringen.
Referenties
- Bij het schrijven van dit essay maakten we gebruik van informatie uit interviews met experts op het gebied van energie en ruimtelijke ordening. Wij danken hen allen hartelijk voor hun waardevolle input.
- Drechtsteden helpt ondernemers bij collectieve aanpak netcongestie
- Samenwerken in energiehubs
Literatuurlijst
- Apeldoorn, N. van, Lamoen, J. van, Mayer, I., & de Kruijf, J. (2023). Digital Urban Brabant—Making (common) sense of urban digital twins. Breda University of Applied Sciences.
- Bos, G. (2022). Bouwen aan de brug, terwijl we er overheen lopen. Bestuurlijk Overleg Klimaat en Energie.
- Club van Wageningen. (2023). Ontwerpprincipes voor een eerlijk, inclusief, democratisch bestuurbaar digitaal energiesysteem.
- Defacto stedenbouw. (2023). Klimaatonderlegger Zuid-Holland—Waarbij water en bodem sturend zijn. Europese Commissie. (2022). EU action plan on digitalising the energy system.
- Europese Commissie.
- Geonovum. (n.d.). Leidende principes digital twin. Retrieved October 18, 2024
- Geonovum. (2024). Werken aan een oplossingsarchitectuur voor digitale tweelingen.
- Karens, J. (2024). Hoe de energietransitie onderdeel is van gebiedsontwikkeling – en hoe het omgevingsplan daarbij sturing geeft. Gebiedsontwikkeling.nu.
- Kloppenburg, S., & Boekelo, M. (2019). Digital platforms and the future of energy provisioning: Promises and perils for the next phase of the energy transition. Energy Research & Social Science, 49, 68–73.
- Kloppenburg, S., Gupta, A., Kruk, S. R. L., Makris, S., Bergsvik, R., Korenhof, P., Solman, H., & Toonen, H. M. (2022). Scrutinizing environmental governance in a digital age: New ways of seeing, participating, and intervening. One Earth, 5(3), 232–241.
- Milchram, C., Künneke, R., Doorn, N., van de Kaa, G., & Hillerbrand, R. (2020). Designing for justice in electricity systems: A comparison of smart grid experiments in the Netherlands. Energy Policy, 147, 111720.
- Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2022). Kamerbrief: Nationale regie in de ruimtelijke ordening.
- Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2024a). Meerjarenvisie Zicht op Nederland: Samen datagedreven werken aan de fysieke leefomgeving Rapport.
- Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2024b). Voorontwerp Nota Ruimte.
- Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. (2023a). Kamerbrief over storingsproblematiek en cybersecurity van omvormers voor zonnepanelen.
- Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. (2023b). Nationaal Plan Energiesysteem.
- Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. (2024). Actieplan Duurzame Digitalisering.
- Muench, S., Stoermer, E., Jensen, K., Asikainen, T., Salvi, M., & Scapolo, F. (2022). Towards a green & digital future. JRC Publications Repository.
- Planbureau voor de Leefomgeving. (2023). Monitor RES 2023. Een voortgangsanalyse van de Regionale Energie Strategieën. Planbureau voor de Leefomgeving.
- Rathenau Instituut. (2018). Waardevol digitaliseren.
- Rathenau Instituut. (2022). Stroom van data—Energiedata benutten voor een maatschappelijk verantwoorde energietransitie.
- Rathenau Instituut. (2024). Databedreven werken binnen de ruimtelijke ordening.
- Royal HaskoningDHV. (2024, August 7). De Families van Energy Hubs in Nederland.
- RVO. (2024). Routekaart energiehubs: Gids voor de ontwikkeling van een energiehub.
- Scholtenhuis, L. olde, Vink, K., Dorée, A., Struck, C., Poppe, H., & Cremers, R. (2020, June). Digitalisering in de Wijkgerichte Aanpak Energietransitie. CROW Infradagen 2020.
- Secura. (2024). Scenario’s en maatregelen voor cyberweerbare zonnestroominstallaties.
- Stellinga, M., & Noort, W. van. (2024, October 4). Houtskoolschetsen en praatkaarten: Hoe gaat Nederland er in de toekomst uitzien?
- Topsector Energie. (2024). Energy Hubs: Een sleutelrol in ons toekomstige energiesysteem.
- Topsector Energie en RVO. (2024). Handreiking open source energy hubs.
- Tweede Kamer. (2024). Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet).
- Waag. (2023). Open HEM nu! Waag Futurelab.